‘On fire’ in Porto, verslag van onze (veel te lang uitgestelde) reis

Mensink naar Porto

‘On fire’ in Porto, verslag van onze (veel te lang uitgestelde) reis

We hebben er lang op moeten wachten, maar afgelopen weekend gingen we eindelijk, eindelijk, eindelijk weer eens op pad met de hele bubs. Veertig kerels en één dame (Jaël), waaronder achttien debutanten. Bestemming: het zonovergoten Porto, zorgvuldig gekozen door de feestcommissie vanwege het klimaat, fraaie ligging aan de Douro rivier, bruisende sfeer en gemoedelijkheid. Weer eens wat anders dan het grimmige, gure en grijze Krakau, de bestemming van onze laatste trip in 2020.

Paspoort vergeten

Op vrijdag verzamelden we bijtijds in Broekland en stipt om negen uur arriveerden we op luchthaven Schiphol. Vlak voor het inchecken kwam Gonard erachter dat hij zijn paspoort was vergeten. Welke vijftigplusser laat zijn tas dan ook inpakken door zijn vrouw? Celis, een van de debutanten, had het nog gevraagd in de bus: “Is het in al die jaren voorgekomen dat iemand z’n paspoort vergat?” Nooit, antwoordden we – wijzend naar Eerhard, die als vanouds alleen paspoort en telefoonoplader had ingepakt – iedereen vergeet altijd van alles, maar legitimatie, nee dat niet. Gonard besloot het er op te wagen en kon zo doorlopen bij het inchecken. Dat beloofde veel goeds.

Turbulentie

In Porto arriveerden we exact volgens schema rond drie uur in de middag. Complimenten voor de planning zou je zeggen, maar het was meer geluk dan wijsheid. Het vliegtuig was een uur vertraagd vanwege technische mankementen (iets met een kabeltje dat los zat, waarop wij en masse onze kennis begonnen te delen: “Probeer eens een kroonsteentje!” “Zit het te los? Ducttape! Zit het te vast? WD40!”) Het tijdsverschil hief de vertraging keurig op. Op tijd in Porto dus, ondanks de turbulentie die ontstond toen Michel opstond van zijn stoel.

Lokale economie steunen

In Porto gingen we verder met waar we in het vliegtuig mee waren begonnen: de lokale economie steunen, ondernemers uit het drassige moeras trekken die de corona pandemie had veroorzaakt. Om stipt 14.06 werd de bodem van de biervoorraad in het vliegtuig bereikt. Ze namen het bier toch mee om te verkopen, om passagiers een fijne, rozige tijd te geven? En dat gold toch ook zeker voor die ondernemer van de kiosk die we tegenkwamen onderweg naar ons hotel? Hij had toch zeker geen bier koud gezet om het ‘s avonds allemaal zelf op te drinken? Dat bier was voor ons, allemaal, tot aan het laatste blik.

Mais dez cervejas

Aangekomen in Hotel Selina werd ons geduld pas echt op de proef gesteld. De fusten waren reeds aangeslagen en ook nog vol, maar het hotel beschikte over slechts tien bierglazen. Halve liters, dat wel, maar dan nog: slechts tien. De oplossing: opdrinken en doorgeven. Dus al snel klonk het: “Dez cervejas por favor. Doordrinken! Mais dez cervejas, por favor. Leeg! Doe nog maar een blaadje. Senhor, podemos tomar mais dez cervejas?” En wonderwel: het werkte! Iedereen bleef gehydrateerd. En dat was nodig, want de zon scheen, het was behaaglijk in Porto. Vijftien graden, wat een weelde.

Wout in de regen

Eenmaal in de stad – op een van de bruggen die beide helften van de stad met elkaar verbindt – besloten we Wout te bellen, die thuis was gebleven omdat hij zo nodig aan zijn eigen huis moest knutselen. Achter ons stroomde het azuurblauwe water in de Douro rivier richting zee. De vogeltjes floten, Portugese dames met hoeden en jurken flaneerden over de trottoirs. De verbinding kwam tot stand. ‘Wouter! Even een kleine impressie. Zoals je ziet mis je er weinig aan. Hoe is het da-” Wout was alweer weg. Het beeld van een verregende Wout met troffel in zijn hand loste op in de aangename lentelucht.

Cultuur snuiven

Met een fris gemoed vervolgden we onze stadswandeling. Van de Avenida dos Aliados, de belangrijkste laan in het historisch centrum van Porto, naar de Sé Catedral en Casa da Música. Alles werd uitvoerig bekeken, lokalo’s werden aangesproken: “Waar kijken we naar? Is dit oud? Hoe is het gebouwd? Is dit typisch Portugees? Zijn dit bakstenen?” Cultuur werd opgezogen als een spons: wat een verrijking, wat een cultuur, wat een historie. We zagen Porto zoals we Porto nog nooit gezien hadden.

Port drinken

Zwaar voldaan streken we neer op een leeg terras, dat met onze komst ineens vol zat. Je moet de uitdroging voor zijn en dus laafden we ons aan koude cervezas en lieten we flessen Port ontkurken. “Mocinha, sirva mais um.” Je bent in Porto of je bent niet in Porto. De ene helft vond Port te pruimen, de andere helft gaf toch de voorkeur aan haar goudgele tegenhanger. Waarop de ene helft zich besloot te ontfermen over de glazen van de andere helft. Niemand kwam tekort. De rest van de dag in een paar woorden: kroeg, pizza en zere kuiten. Porto is gebouwd op zeven heuvels en dat hebben we geweten.

Bowlen = traditie

En de zaterdag? Fris en fruitig natuurlijk, de meesten althans, of in ieder geval een deel, een paar. Cultureel waren we nog allerminst verzadigd en dus vervolgden we onze tocht in een poging onze honger naar historie en verhalen te stillen. In drie groepen trokken we uiteen, om elkaar later die dag bij de bowlingbaan weer te treffen. Vier uur stipt, zo hadden we het geregeld. Bowlen is vaste prik dus dat moest doorgaan. Maar eerst: Igreja do Carmo en Igreja do Carmelitas, twee kerken die van buitenaf één grote kerk lijken. We waren nog zo vluchtig voorbij zoiets moois gelopen.

Vier uur stipt was de groep weer compleet. Dorstig alweer, want het kwik was gestegen naar twintig graden die dag. Vol goede zin meldden we ons bij de balie van het bowlingcentrum. “Heeft banen voor een groep van eenenveertig?” “Quatorze você diz?” “Nee, vier één, niet één vier.” Nou goed, dat werd niet bowlen. Maar we zijn wel bij een bowlingbaan geweest! We dronken er bier en hoefden niet steeds op te staan. Een acht!

Bad desire, Luuk on fire

Eenmaal weer buiten keken we elkaar aan, wat zullen we dan doen? Nu kwam het aan op improvisatie. Na lang wikken en wegen besloten we andermaal een van de mooie terrassen die Porto rijk is te bewonen. We geven de lokale economie graag een impuls, zo zijn wij. De rest van de dag werd gekenmerkt door drinken, eten (veel vlees op grote borden) en karaoke, alwaar Luuk en Eerhard de show stalen. Hoewel: Eerhard zong de tent bijna leeg met zijn Nederlandstalige nummer. Maar Luuk, man… Portugese dames slopen naar voren, ogen twinkelden, hij werd aanbeden. Terwijl hij zong: ‘Hey little girl, is your daddy home? Did he go and leave you all alone? Mhmm I got a bad desire. Oh, oh, oh, I’m on fire.’

Biertorens

Niets en niemand kon daar overheen. Die dag niet, het hele weekend niet. Zelfs biertorens voor vijftien euro niet, al kwam dat nog het meest in de buurt van de pure levensvreugde die Luuk opriep met het lied van Bruce Springsteen. Dronken van geluk en met een gat in ons geheugen keerden we tussen drie en vier uur ‘s nachts terug naar ons hotel, om ons de volgende ochtend om zeven uur bepakt te melden op de binnenplaats. Eerhard was het snelst, die griste zijn paspoort van zijn nachtkastje, trok zijn telefoonlader uit het stopcontact en stond klaar.

Dromen over Porto

Vanaf dat moment werd het stiller en stiller. De man van de kiosk veerde op toen we zijn stal passeerden op weg naar het vliegveld. Hij wees triomfantelijk naar de koelkast, waar een verse lading koude biertjes stond te wachten op belangstelling. Maar er was geen belangstelling. Er sloeg een ijskoude stilte neer op de straten en pleinen van Porto. Ook in het vliegtuig bleef het stil. We sloten onze ogen en droomden over Porto, over al het moois dat we hadden gezien, over ons bowlingavontuur, over ondernemers met wie we eeuwige vriendschappen hadden gesloten. En wie goed luisterde, wie heel goed luisterde hoorde in de verte: ‘Only you can cool my desire. Oh, oh, oh, I’m on fire.’

Mensen van Mensink #7: Bryan + Bram

De mensen van Mensink: wie zijn ze, waar zijn ze goed in en waarom doen ze wat ze doen? Vandaag: het starboy duo Bryan van de Vegte (19) en Bram Boekholtz (24). ‘Je kan beter achteruit lopen dan helemaal niet lopen.’

Bryan, wanneer wist je dat je timmerman wilde worden?

Bryan: ‘Dat moet op de middelbare school zijn geweest, in de eerste of tweede klas. Ik was in die tijd veel bij boeren aan het werk: schuurtjes maken, timmeren, metselen. Mijn vader is vrachtwagenmonteur, mijn broer werkt in de mechanisatie, van hen heb ik het dus niet afgekeken. Ik heb het timmeren vooral zelf ontdekt. Ik vind het gaaf om mooie dingen te maken en met de handen te werken. Ik ben geen stilzitter.’

Als je een schuurtje timmert bij een boer, weet je dan wat het inhoudt om een timmerman te zijn?

Bryan: ‘Ik heb bij Mensink stage gelopen en gewerkt in de vakantie. Toen wist ik het zeker. Kijk, een schuur maken op een boerenerf, dat is ruw werk – meters maken. Wat ze hier doen is mooier, verfijnder. Inmiddels werk ik drieënhalf jaar bij Mensink. Ik heb twee jaar met Alex meegelopen, sinds anderhalf jaar werk ik samen met Bram. Over een half jaar ben ik klaar met mijn opleiding bij Bouwmensen.’

Over Bram’s ontwikkeling lazen we jaren geleden in het AD. Hoe heb jij je ontwikkeld de afgelopen jaren Bryan?

Bryan: ‘Als je hier begint kun je eigenlijk niets. Je leert eerst timmeren, begint dingen te snappen en wordt handig, tot je in staat bent om daadwerkelijk iets te maken. De volgende stap is dan tekeningen leren lezen. Daar ben ik nu. Ik heb het aardig in de smiezen, al vraag ik Bram soms nog.’
Bram: ‘Je vergeet nog een paar stappen: op tijd komen, koffie zetten, doorwerken. Sommigen vinden dat al lastig. De een is klaar en stopt, de ander is klaar en zegt: wat gaan we nu doen? Bryan is zo’n type. Ik zeg altijd: je kan beter achteruit lopen dan helemaal niet lopen. Als je achteruit loopt kom je er ook, alleen met een omweg.’

Bram, je loopt een paar jaar voor op Bryan. Bij welke stap ben jij inmiddels?

Bram: ‘Nog beter leren organiseren. Efficiënt bouwen in de juiste volgorde is heel belangrijk. Sander, een van onze meest ervaren timmermannen bij wie ik twee jaar in de leer ben geweest, kan dat als geen ander. Bij hem lijkt bouwen altijd gemakkelijk. Bryan en ik bouwen nu een woning met een best krappe planning. Het dak is van zink, er zijn veel details. Wat zijn dan je prioriteiten, wat doe je als eerste? Iedere bouw is een nieuwe puzzel, want we bouwen hier nooit twee keer dezelfde woning. Mensink heeft geen uitvoerders dus als voorman heb je best veel verantwoordelijkheden. En we mogen fouten maken. Onder die omstandigheden ontwikkel je je snel. Dat zag ik bij mezelf en dat zie ik nu ook bij Bryan.’

Bryan, vind je het fijn dat die uitdaging bij Bram ligt of ben je al toe aan meer verantwoordelijkheid?

Bryan: ‘Ik vind het wel relaxed, ik kan gewoon timmeren de hele dag. Bram zorgt ervoor dat het goedkomt. Haha!’
Bram: ‘Naar Bryan heb ik geen omkijken, die gaat z’n gang wel. Hij overlegt wel, maar dat gaat beide kanten op, dat doe ik ook met hem.’
Bryan: ‘Ik kom vanzelf op het punt dat ik het zelf wil proberen. Ik kan nu nog veel van Bram leren, bovendien ben ik nog niet klaar met school en die gekkigheid. Als je voorman bent is het wel handig als je er alle dagen bent.’

Bram, jij werd eind 2019 voorman. Hoe groot was die stap?

Bram: ‘Best wel groot. Je moet ineens zelf de materialen bestellen, met de klant communiceren, plannen, organiseren. Ik had dat natuurlijk wel gezien bij Sander, zonder dat je het doorhebt word je langzaam klaargestoomd. Mensink is laagdrempelig, dat helpt ook. Als ik iets niet wist belde ik Sander op. En dat doe ik nog steeds.’

Zijn er wel eens klanten die vragen hoe oud jullie zijn? En die dan met hun oren klapperen als ze horen dat de woning waar zij de rest van hun leven in gaan wonen – hun rustpunt, het anker in hun leven – wordt gebouw door twee knapen van 19 en 24 jaar?

Bryan: ‘Dat horen we nooit. Maar misschien denken ze het wel.’

Gonard blikt terug: ‘2022 was het jaar waarin de consument van hoezee, hosanna naar oeps ging’

2022 was me er eentje. We zetten er een dikke streep onder door nog één keer met Gonard achterom te kijken.

Welk gevoel houd je over aan 2022?

‘De prijsfluctuaties komen als eerste in me op. Vooral in januari, februari en maart was het bar en boos. We hadden de ene acute prijsverhoging nog maar net binnen, of de telefoon ging alweer. Een zekere producent van dakpannen verhoogde de prijzen in korte tijd met achtereenvolgens 40, 10 en toen nog eens 100 procent. Met klanten bleven we in gesprek,  ze reageerden begripvol. Anders weet ik niet hoe het was afgelopen. Verder was 2022 het jaar waarin de consument van hoezee, hosanna naar oeps ging. De vaart is eruit op de woningmarkt, de twijfel toegeslagen.’

Wat betekenen deze ontwikkelingen voor Mensink?

‘We komen uit een periode met veel meer vraag dan aanbod. Jarenlang hadden we ongewild veel, misschien wel te veel werken op de planning. Het was het een enorme uitdaging om klanten die in de wachtrij stonden tevreden te houden. Nu proberen we klanten uit de brand te helpen die te veel voor hun grond hebben betaald. Dat is een andere, gezondere dynamiek. Hoewel het natuurlijk oervervelend is voor de desbetreffende klanten.’

Wat beschouw je als jullie grootste uitdaging op dit moment? 

‘De bouw is laat cyclisch. Dat wil zeggen: als de economische groei stagneert of krimpt wordt dat een jaar later zichtbaar in de bouw. De markt bekoelt nu en dat komt vanzelf bij ons aan het licht, ik vermoed begin 2024. Aan acquisitie en verkoop hebben we lange tijd weinig hoeven doen. Overdreven gezegd: we zijn lui geworden. Tijd dus om daar verandering in te brengen. Bij het contactformulier op onze website stond jarenlang: ‘We zitten vol.’ Nu staat er: ‘Heb je bouwwensen? We denken graag met je mee.’ Ik vind het een leuke uitdaging. Omdat ik geloof in onze vakmensen, zowel buiten als op kantoor. Onze ontwerpafdeling is tot veel in staat en wat zij bedenken kunnen we ook maken. In perioden van laagconjunctuur kun je je als bedrijf beter onderscheiden.’

Waar zie je kansen?

‘Huisvesting voor jongeren, want daar wil de overheid werk van maken. En het is een serieus probleem, zeker ook in deze regio. Ik zie het bij mijn eigen kinderen. Met Harwoonie, een project van Nijhof, Lenferink en Mensink, bouwen we volgend jaar 76 modulaire starterswoningen in Olst en Wijhe. En met landschapsontwerper Harry ten Have en ruimtelijk adviesbureau BJZ werken we aan een betaalbare modelwoning voor jongeren die in het buitengebied willen wonen: de Buiten Starter. Met deze projecten, waarin modulair bouwen een belangrijke pijler is, pionieren we. Overheden reageren heel enthousiast.’

Even over jou: je zit er opgeruimd bij.

‘Ik heb het licht weer gezien. De maanden waarin ik buiten op de bouwplaats werkte hebben me goed gedaan. Inmiddels zit ik weer binnen, om de bouw van de Harwoonie-woningen voor te bereiden. Waarschijnlijk werk ik net zo lang door tot ik weer gillend naar buiten ren. Haha! Mijn hele leven zoek ik al de randen op van wat ik aankan. Ik denk dat dat er niet meer uitgaat. Ik wil graag voor anderen zorgen, dat is mijn makke.’ 

Heb je zin in het nieuwe jaar?

‘Enorm! We gaan weer op reis met de hele club begin volgend jaar. Naar Porto als ik het goed heb begrepen van de feestcommissie. Het wordt hoog tijd, want de laatste Mensink-reis (2020, naar Krakau) kan ik me al bijna niet meer herinneren. Verder werk ik met twee jonge knapen aan een mooi, uitdagend project – daar krijg ik energie van. Uiteindelijk wil je iets moois maken en mensen blij maken. Soms kom je onderweg uitdagingen tegen, bijvoorbeeld omdat de markt op de kop staat. Maar als het water dan weer rustig is varen we vrolijk verder. Ja, ik heb zin in het nieuwe jaar. Voor nu wens ik iedereen een fijne vakantie.’

Mensen van Mensink #6: Jurgen

De mensen van Mensink: wie zijn ze, waar zijn ze goed in en waarom doen ze wat ze doen? Vandaag: calculator Jurgen ‘Arie’ de Groot (48), die dit jaar zijn vijfentwintigjarig jubileum vierde.

Jurgen, wat is je eerste herinnering aan Mensink Bouwbedrijf?

‘Ik kan serieus wel een boek schrijven over mijn avonturen hier. Het begon toen Eerhard me op de Stöppelhaene vroeg of ik bij hem en Gonard wilde komen werken. Ik werkte op dat moment in het westen. Ik verdiende daar lekker, maar ik was het autorijden zat.’

Leuk idee, wat voor een boek zou dat worden?

‘Een boek vol anekdotes. We hebben heel wat meegemaakt, dingen die wel en niet kunnen – in de beginjaren was niets te gek.’ Wijst naar het woonhuis aan de overkant. ‘We begonnen daar, aan de keukentafel. Tussen het timmeren en metselen door molken we koeien. Er was veel kameraadschap, we gingen op stap, dronken graag bier. Supergezellig.’

Wat is er met de jaren verloren gegaan?

‘Vroeger werd er harder gefeest en harder gewerkt, zo hebben we Mensink groot gemaakt. Inmiddels is iedereen een paar jaar ouder. Het is niet erg dat die tijd achter ons ligt, je moet vooruit. Mensink is nu groter en dat heeft voordelen: onze projecten zijn groter en interessanter en de kwaliteit is omhoog gegaan. Ondertussen gaan we nog ieder jaar op reis met het team en de feestcommissie, waar ik deel van uitmaak, is goed op dreef. De gezelligheid is gebleven.’

25 jaar Mensink, wanneer was je het gelukkigst?

‘Dan kies ik toch voor de beginperiode, waarbij ik me realiseer dat mijn leven er toen anders uitzag. Ik had nog geen gezin en kon doen en laten wat ik wilde. Na een val op de bouw raakte ik geblesseerd aan mijn schouder. Zo ben ik twintig jaar geleden noodgedwongen calculator geworden.’

Wat is jouw taak als calculator bij Mensink?

‘Naar aanleiding van een schets en toelichting van onze ontwerpafdeling denk ik de bouwconstructie uit en denk ik na over materiaalgebruik. Zo kom ik tot de richtprijs voor een project. Omdat Mensink nooit twee keer hetzelfde huis bouwt, begin ik altijd met een blanco sheet. Vanuit de richtprijs werkt de ontwerpafdeling in overleg met de klant toe naar een definitief ontwerp, waarna ik een definitieve prijs bepaal. Althans, zo was het altijd. De markt is nu erg onzeker, waardoor we voor aanvang van de bouw een herberekening doen. Om klanten zoveel mogelijk zekerheid te geven probeer ik goed vooruit te kijken. Ik doe dit werk inmiddels achttien jaar en heb een gevoel ontwikkeld voor wat een huis moet kosten. Helaas kan ik niet opboksen tegen de huidige prijsschommelingen. De markt is druistig.’ 

Je loopt al even mee, wat zou je anders hebben gedaan als je alles over mocht doen?

‘Projecten calculeren heb ik na al die jaren goed in de vingers. Op zoek naar uitdaging ben ik twee jaar geleden een vastgoedbedrijf begonnen. Ik volg Funda al twintig jaar nauwgezet en heb veel kennis van de markt. Samen met mijn compagnon zoeken we naar kansrijke objecten, die we kopen, waar nodig opknappen en weer doorverkopen. Misschien had ik dat eerder moeten doen. Ik heb te lang op mijn lauweren gerust.’

Wat maakt je leven de moeite waard?

‘Op reis gaan met mijn vrouw en zoon is mijn grootste hobby. Als het nodig is werk ik heel hard, maar dan nog werk ik om te leven en niet andersom. Door corona kwam van het reizen de afgelopen jaren weinig terecht. Maar mijn zoon – tien jaar oud – mag niet klagen, de Seychellen, Curaçao, Bonaire, Marokko, Madeira en Sardinië heeft hij allemaal gezien. Hij is een kleine Freek Vonk en tilt iedere steen op om te kijken wat eronder leeft.’

Tot slot: iedereen bij Mensink noemt je Arie, waar komt die naam vandaan?

‘Jaren geleden, toen ik nog buiten op de bouw werkte, kwam ik op een dag in ee kakikleurige korte broek naar werk. Het was nog in de periode dat iedereen in de bouw een bijnaam had. Een oud-collega zei toen: ‘Hé, daar heb je Arie safari.’ Vanaf dat moment ben ik Arie.’

Meiden, dames, vrouwen: jullie zijn welkom in de bouw

Jael: ‘Dat ik niet geschikt ben voor de zorg was duidelijk, dat zagen ze wel aan me.’​

Jael is het type jonge vrouw dat gewoon doet. Ze haalt drie keer per dag haar schouders op en slaat terug met een nóg hardere grap als de situatie daarom vraagt. Aan loopbaanplanning doet ze niet. Ze vraagt zich niet af of haar lichaam gemaakt is om veertig jaar te timmeren. Ze wil nu timmeren, ze kan nu timmeren – ze timmert. Ze vormt een koppeltje met Alex, die het prima vindt. Toch? Jael: ‘Ik geloof het wel, ja. Ik hoor geen klachten.’

Eerder dit jaar hadden we stageloper Djem, die was net zo: enthousiast, vrolijk, type handen uit de mouwen en gáán. Niet nadenken over wat te zwaar is, maar kijken hoe je jezelf nuttig kan maken. Kon net als Jael ouwehoeren als de beste. In de bouwkeet was ze de eerste die zei: ‘Kom, we gaan weer wat doen. Aan de slag mannen!’ Menig zaterdaghulp bij Mensink kan er een voorbeeld aan nemen.

Vrouwelijke timmerman

Maar Jael en Djem zijn uitzonderingen: ze zijn de eerste timmermannen die we in 25 jaar hebben gehad bij Mensink. Timmermannen? Jael: ‘Ja, wat mij betreft wel. Zo heet dat toch? Net als arts. Je zegt toch ook niet artse of artsin? Ik ben een vrouwelijke timmerman, maar wel een timmerman.’

Jael belandde in de bouw, omdat ze een aanpakker is. Ze is uit hetzelfde hout gesneden als haar vader en oom, die beiden in de infratechniek werken. Zij adviseerden haar om ‘lekker in de bouw te gaan werken, daar zijn ze vriendelijker voor je.’ Jael: ‘Dat ik niet geschikt ben voor de zorg was duidelijk, dat zagen ze wel aan me. Ik heb het overigens wel geprobeerd, maar het werd geen succes. In de zorg moet je veel geduld hebben. Ik ben meer een type van hopsakee gaan.’

‘Ik ben geen attractie’

Als ik Jael op vrijdagmiddag aan onze lange kantinetafel zie zitten – flesje bier voor zich op tafel – denk ik: er zijn er meer. We kunnen ze goed gebruiken ook.

Nu hoor ik u denken: kunnen we het zware werk niet beter overlaten aan de kerels? Prima, wat mij betreft! Wanneer Alex twee steigerplanken tilt, tilt Jael er één. Jael: ‘Ik heb vandaag het deurbeslag gemonteerd in de hele woning. Alex heeft daar helemaal geen geduld voor.’ Zij die zegt dat een man(nenlichaam) het in de bouw langer volhoudt dan een vrouw(enlichaam) zal ik niet tegenspreken. Maar er zijn meerdere wegen naar… enzovoorts. Na stuk of wat jaar timmeren is er ook op kantoor van alles te doen. Bovendien: de bouw is qua sjouwen en zwoegen geen schim meer van wat het twintig jaar geleden was:

  • Het is niet altijd koud.
  • Het is niet altijd donker.
  • Het is niet altijd vies.
  • Het is niet altijd zwaar.
  • Het is niet altijd lomp en seksistisch.

Jael: ‘Soms kijken ze wel, hoor, vanaf een naastgelegen bouw. Dan zeg ik: joh, ga lekker verder met je werk, ik ben geen attractie. Dan is het meteen klaar.’

Glimmen

Doe waar je blij van wordt, dan begin je op een dag vanzelf te glimmen (zie foto). Als het op vrouwen en bouwen aankomt zijn ouders en scholen geneigd om de deur op voorhand dicht te gooien. Dat is jammer. Jael glom niet in de zorgsector, wat logisch is voor een ouwehoer, type handen uit de mouwen.

Mijn oproep daarom aan vrouwen, dames, meiden, types zoals Jael: kom eens kijken, proef aan de bouw. Wees welkom, het zal jullie meevallen. De mannen in ons bedrijf zijn dankzij Jael en Djem al gewend aan vrouwelijke timmermannen, van hen hebben jullie niets te vrezen. Er is werk genoeg, aan innovatie is geen gebrek, er zijn zelfs doorgroeimogelijkheden.

Dus, wat denk je ervan?

Mensen van Mensink #5: Gijs

Gijs op de bouw

De mensen van Mensink: wie zijn ze, waar zijn ze goed in en waarom doen ze wat ze doen? Vandaag: timmerman Gijs Hollegien, nog maar 21 jaar en nu al voorman. 

 

Gijs, wat wilde je worden als kind?

‘Ik ben opgegroeid op de boerderij. Ik ben het buitenleven – met de handen werken, op de trekker zitten, voer inkuilen – gewend. Loonwerker leek me iets voor mij, maar het liep anders. In het derde jaar van het vmbo stuurde school me naar Mensink voor een stage. Ik werkte mee met Wout en Ron, dat was geniaal. Een weekje en ik was verkocht. Ik mocht gelijk een wc aftimmeren, ze lieten me vrij.’

Wat sprak je zo aan?

‘Dingen maken, resultaat zien en mensen blij maken is gewoon leuk. Bij Mensink maken we nooit twee keer hetzelfde. Dat is wel briljant, eigenlijk.’

Wat is iets nieuws wat je recent hebt geprobeerd wat je leuk vond?

‘De afgelopen jaren werkte ik samen met voorman Michiel. Toen die werkvoorbereider werd, ben ik gepromoveerd tot voorman. Ik kreeg een bus en een leerjongen mee. Het is altijd mijn doel geweest om voorman te worden, het liefst zo vroeg mogelijk. Ik wil groeien, zelf beslissingen maken. Vrij zijn. Mijn ouders begrepen in eerste instantie niet helemaal wat de stap betekende. Nu snappen ze het wel en zijn ze trots.’

Was je er klaar voor?

‘De afgelopen jaren heb ik veel van Michiel geleerd. Onderweg in de bus praatten we veel over het vak, over regelzaken om het bouwen heen: plannen, materialen tijdig bestellen, de bouw aansturen, dat soort dingen. Dit jaar deed ik mijn eerste bouw als voorman in Den Ham. Dat gaf een kick. Als je de volledige verantwoordelijkheid hebt is de kick nog groter wanneer je achterom kijkt en ziet wat je hebt achtergelaten.’

Wat zijn dingen waarvan je weet dat jij ze anders doet dan anderen?

‘Poeh, dat vind ik een moeilijke vraag. We worden bij Mensink toch wel gevormd, je leert het vak van je leermeester. Een van de lessen: waar je aan begint maak je af. Geplaatste kozijnen maken we meteen luchtdicht, want dat is efficiënt. Dat is niet per se typerend voor mij, het zit er bij iedereen wel in. Ik heb nu anderhalf huis gebouwd als voorman. Het is nog moeilijk om te zeggen wie ik ben en wat mijn stijl is, daar moet ik nog achter komen.

Wat kan verbeterd worden in de bouw?

‘Ik verbaas me regelmatig over de rotzooi, over het gesleep met afval, de verpakkingen. Twee keer per week ruimen we de hele bouw op. Iedere keer gaat er een hele aanhanger vol troep mee terug naar de werkplaats. Bij Mensink zijn we redelijk fanatiek met recyclen, dat is een goede zaak. Afvalhout wordt gebruikt in de pelletkachel en wat gescheiden kan worden, wordt gescheiden. Maar dan nog.’

'Vanwege mijn leeftijd moet ik meer moeite doen om het vertrouwen te winnen.'

Welk talent zou je willen hebben?

Ik zou willen dat de bouw geen geheimen meer voor mij kent. Dat ik altijd weet welk materiaal ik het beste kan gebruiken en alle trucjes ken. Nu vraag ik nog regelmatig meer ervaren voormannen om advies. Tijdens de vrijdagmiddagborrel ga ik graag naast Jorn of Bram zitten. ‘Hoe zou jij dit doen?’ Ik hoop dat de nieuwe generatie mij over een paar jaar vraagt. Ik wil een vakman worden.’

Vind je dat je nu nog geen vakman bent?

‘Nee, eigenlijk niet. Ik heb net mijn opleiding afgerond en ben nog volop aan het leren. De positie als voorman is me gegund, maar ik moet alles nog bewijzen. Het gaat goed omdat ik veel hulp krijg en kan terugvallen op ervaren collega’s en de mensen op kantoor. Anderen zijn mijn achtervang, in de toekomst wil ik die achtervang zijn voor anderen.’

Kijken klanten of leveranciers verbaasd op als ze merken dat jij de leiding hebt op de bouwplaats?

‘Dat komt voor, ja. Ik denk dat ik vanwege mijn leeftijd meer moeite moet doen om het vertrouwen te winnen. Maar ik doe daar niet moeilijk over, vind het ook wel logisch. Mijn stelregel is: nooit zomaar iets doen. Als ik iets niet weet bel ik een collega op. Zo gaat mijn onervarenheid niet ten koste van de kwaliteit. Ik mag dan wel voorman zijn, ik sta er niet alleen voor.’

Mensen van Mensink #4: Michel

‘Mensink is een verzameling vakmensen.’ Mooie woorden, maar wie zijn ze, waar zijn ze goed in en waarom doen ze wat ze doen? Het is de hoogste tijd voor antwoorden. Vandaag: Michel Tigelaar (44), service timmerman.

 

Michel, hoe laat gaat ‘s ochtends je wekker?

‘Om zes uur, al ben ik in 95 procent van de gevallen voor de wekker wakker. Thuis maak ik een cappuccino en kijk ik alvast of er klanten zijn die mij laat op de avond of vroeg in de ochtend een verzoek hebben gestuurd. Sinds een paar jaar staat mijn telefoonnummer op de website, zodat klanten met reparatieverzoeken mij rechtstreeks kunnen benaderen. Dat kan van alles zijn: een losgekomen koplat, een beschadiging of de montage van nagekomen onderdelen. Om zeven uur drink ik een kop koffie met mijn collega’s. Dat is fijn, want zo blijf ik goed op de hoogte van wat er speelt op de verschillende bouwplaatsen. Na de koffie ga ik mijn eigen weg. Als service timmerman beheer ik min of meer mijn eigen toko binnen Mensink.’

Hoe zien je werkdagen eruit?

‘Afwisselend. Geen dag is hetzelfde. Op maandagen bespreek ik met de werkvoorbereiders op kantoor de binnengekomen opleverpunten, service werken en speciale verzoeken. Vervolgens maak ik een globale planning voor de hele week. Ik probeer clusters te maken per gebied, want ik heb een hekel aan rijden voor niets. Tijd is geld en ik heb een hekel aan geld verspillen. Vandaag heb ik twee gesneuvelde sloten gerepareerd en een vastgelopen draaikiepraam weer draaiend gemaakt. Daarna ben ik teruggegaan naar kantoor om een opleverrapport op te stellen. En nu zit ik hier met jou.’

Hoe ben je in deze rol beland?

‘Ik werk sinds 1999 bij Mensink. Jurgen de Groot, de neef van een maatje van mij, vroeg of ik hier wilde werken. Het verhaal van Gonard klopte: ik kon hier een prima loon krijgen, mocht mijn timmeropleiding afmaken en er lagen kansen om veel te leren. In de eerste jaren waren we met een klein clubje. We deden alles: timmeren, metselen, stukadoren, voegen, schilderen. Als het nodig was hielpen we zelfs op de boerderij, want Mensink was destijds ook boer. Door alles te doen word je vanzelf handig, we waren niet bang. Ik ontdekte dat ik een allrounder ben én een pietje precies. Ik kan er niet tegen als de puntjes op de i ontbreken. De rol van service timmerman past me als een jas.’

'De mensen moeten tevreden zijn,
Dat is het belangrijkste. '

Zei je op een dag: ‘Ik wil service timmerman worden?’

‘Nee, zo ging het niet. Dat is geleidelijk ontstaan. Ik werd steeds vaker ingeschakeld voor de moeilijke vragen en precieze klusjes. Vlak voor de kredietcrisis besloot ik met mijn vader een forelvisserij te beginnen. Ik nam afscheid van Mensink, maar Gonard zei: “Je kan altijd terugkomen.” En zo geschiedde. Door omstandigheden zijn we met de visserij gestopt, waarna ik met open armen werd ontvangen bij Mensink. Sindsdien ben ik geleidelijk in deze rol gegroeid.’

Je werkt al drieëntwintig jaar bij hetzelfde bedrijf. Heb je er nooit genoeg van?

‘Deze rol krijg ik niet snel bij een andere aannemer. Je moet doen waar je goed in bent, vind ik. En ik ben goed in werken afmaken, service verlenen en de puntjes op de i zetten.’

Krijg je wel eens een verzoek waarvoor je geen oplossing hebt?

‘Arjan zegt altijd: “Als Michel het niet kan, kan niemand het.” Ik weet niet of het waar is, maar ik ga de uitdaging altijd aan. Een tijd geleden belde een klant op. Met het verhuizen van meubels was een vervelende deuk ontstaan in een dure hardhouten trapleuning. Of ik daar iets mee kon. Daar heb ik wel even bij staan kijken. Hoe gaan we dit doen? Ik wilde de klant niet op kosten jagen. Uiteindelijk heb ik de deuk gevuld met houtvuller, en met kleurpotloden van mijn kinderen het hout en de nerven nagetekend. Tot slot heb ik de plek voorzien van een transparante laklaag. Je zag er helemaal niets meer van. Soms moet je creatief zijn.’

Waar haal je voldoening uit in je werk?

‘Ik ben blij als onze klant supertevreden is, ik met voldoening kan terugkijken op een werk en we goede reclame maken voor Mensink. Ik wil dingen oplossen en afmaken. De mensen moeten tevreden zijn, dat is het belangrijkste.’

Een jaar geleden vluchtte ik naar de bouwplaats, dit is wat ik leerde

Buiten wordt een feestterrein opgebouwd. Jorn, Michiel en Joeri van de feestcommissie sjouwen met hekken die nieuwsgierige ogen vanmiddag en vanavond op afstand moeten houden. Binnen die hekken: een zandstrand, loungebanken van pallets, watertanks gevuld met lampjes die dienst zullen doen als statafels, vlaggetjes, twee hot tubs en een plateau gemaakt van steigerbuizen, waar de broer van een medewerker aan knopjes zal draaien. Het bouwvakfeest begint over een paar uur en dit is het eerste wat ik hoor of zie over de invulling. ‘Kijk aan,’ mompel ik onwennig. ‘Goed bezig.’

Straks, als de vakantie is afgelopen, is het precies een jaar geleden dat ik naar de bouwplaats vluchtte. Mijn hoofd functioneerde niet meer helder en mijn handen trilden als ik een muis vasthield. Het mocht wel wat minder, dat vond mijn vrouw ook. Bovendien was ik buiten harder nodig dan binnen – althans, dat dacht ik. Ik sloeg met ‘Team Brent’ aan het timmeren – eindelijk weer naar buiten! – en gaf de jongens en meisjes op kantoor alle ruimte. 

In mijn blogs berichtte ik over de voortgang. In februari: ‘Er zit een zwarte substantie op mijn handen en ik krijg het er niet af. Ik ben weer bouwvakker.’ Terloops liet ik ook mijn licht schijnen over de huidige beslommeringen in de bouw: personeelstekorten, oplopend verzuim, prijsstijgingen en toegenomen levertijden veroorzaken pijn. ‘Ik vrees dat het pas beter wordt in de bouw wanneer iedereen de pijn voelt,’ zei ik, daarmee refererend aan mijn Oekraïense buurman die ik hard zie werken omdat hij een bestaan wil opbouwen. 

Maar er waren ook periodes waarin ik niets van me liet horen. April en mei waren het slimst. ‘Laat me maar even met rust,’ seinde ik de mensen om me heen in. In die maanden zat ik weer meerdere dagen per week op kantoor om puin te ruimen en teugels aan te halen, met de handen in het haar. Dat zit zo: 

Ik ben iemand die makkelijk loslaat. Een paar weken geleden nog meldden zich twee Oekraïners aan de poort. Ze wilden werken in de bouw. ‘Prima,’ zei ik. ‘Kom maar mee.’ Al na een paar dagen klonk het: ‘Maar je geeft helemaal geen aanwijzingen.’ Het is waar. Ik ben van de school ‘al doende leert men.’ Probeer, denk zelf na en vooral: dóé. 

Tegen de jongens en meisjes op kantoor had ik iets soortgelijks gezegd. ‘Hier zijn de lijsten, dit zijn de mappen: veel succes. Maak er wat van.’ Maar wat ‘buiten’ prima gaat, werkt ‘binnen’ niet. De reden: er zat van alles in mijn hoofd en dat had ik meegenomen naar buiten. Ik wist over de knelpunten, patronen. Over wie en wat en zus en zo. Ik had de televisie en de afstandsbediening afgegeven, maar de doos met de handleiding lag al lang bij het oud papier. Een excelsheet zonder context zijn maar woorden en getallen tussen een paar lijnen. 

‘Dit gaat zo niet,’ zeiden meerdere mensen op een zeker moment tegen me. En ze hadden gelijk. Het is mijn taak om de nieuwe leiders van Mensink tijd én richting te geven zodat ze in hun nieuwe rol kunnen groeien. Zoiets gaat niet vanzelf. Een handboek zal ik niet snel maken. Vraag mij waarom ik doe wat ik doe en ik zal zeggen dat ik doe wat ik doe. Maar ik kan wel pijnpunten signaleren of ingrijpen als ik zie dat iets spaak dreigt te lopen. Ook de vraag ‘Hoe zou jij dat doen?’ kan ik beantwoorden. Inmiddels zijn er meer overlegmomenten, waarin ik beetje bij beetje mijn kennis en ervaring overdraag. Wat helpt is dat ik er weer energie voor heb, mijn vitamine D-gehalte is op pijl. 

Zaterdagnacht vertrek ik met mijn vrouw naar Oostenrijk. Vakantie. ‘Ruimen ze de zooi ook weer op als het feest is afgelopen?’ vraagt ze als ze een blik op het feestterrein werpt. Haar bezorgdheid is terecht. Voorheen was ik het die op zaterdagen tot tien uur ‘s avonds de glasscherven tussen de stenen vandaan peuterde. Om een paar uur later vermoeid in de auto te stappen. Maar de feestcommissie heeft het me beloofd: ik hoef er niets aan te doen, alleen maar te komen. Zo dadelijk berg ik mijn troffel op, trek wat leuks aan en ga bier drinken met de jongens. Morgen slaap ik mijn roes uit en dan kan het maar zo zijn dat ik morgen rond middernacht uitgerust achter het stuur plaatsneem. Ineens weet ik het zeker: dit komt goed.

Mensen van Mensink #3: Aron + Henk

‘Mensink is een verzameling vakmensen.’ Mooie woorden, maar wie zijn ze, waar zijn ze goed in en waarom doen ze wat ze doen? Het is de hoogste tijd voor antwoorden. Deze keer: metselaar Henk (66) en timmerman Aron Hofstede (33), vader en zoon.

Henk, waarom koos je er ooit voor om de bouw in te gaan werken?

Henk: ‘Leren was niets voor mij. Ik ben toen ik veertien jaar was begonnen als opperman bij een kleine aannemer. Daarna heb ik het metselen geleerd. In de jaren tachtig was het crisis in de bouw, waardoor ik bij de spoorwegen belandde. Na een reorganisatie ben ik teruggekeerd in de bouw. Ik ben altijd een handige jongen geweest. Mijn vader was dakdekker. Het buitenleven, het vrije leven spreekt me aan. Binnen zitten is niets voor mij.’

Wat vind je mooi aan het ambacht metselen?

Henk: ‘Dakdekken heb ik ook wel gedaan, maar een dak ziet geen mens meer, een gevel wel. Dat is het belangrijkste verschil. Metselen is eervol werk. Geen muur is hetzelfde, elke dag is anders.’

Aron: ‘Een mooi product maken, dat is wat jij het leukste vindt.’

Henk: ‘Dat is zo. Niet alleen een steentje wegleggen, maar een mooie rollaag maken. Het metselwerk is de finishing touch, het bepaalt de uitstraling van een woning. Het moet er goed uitzien.’

Wat dacht je toen Aron zei dat hij ook de bouw in wilde?

Aron: ‘Hoe oud was ik? Vijftien, zestien? In zat in het derde jaar van het vmbo.’

Henk: ‘Ik heb een tijdje staan lachen toen hij dat vertelde. Net als mijn vrouw overigens. Aron lag het liefst de hele dag op de bank.’

Aron: ‘Of ik was buiten aan het klooien met mijn vrienden. Ik was een skater. Mijn broer is een handige jongen, die was altijd in de schuur aan het knooien. Maar goed, ik moest toch iets kiezen. Ik wilde eerst timmerman worden, maar de leraar timmeren vond ik niet leuk. Toen ben ik gaan metselen. Belachelijk eigenlijk, hè?’

'Ik was blij dat hij niet achter een bureautje ging zitten.
Het is nuttig werk, je draagt iets bij. '

Welke rol heeft je vader gespeeld bij die keuze?

Aron: ‘Geen rol. Wij praatten thuis niet over zijn werk.’

Henk: ‘Om vier uur is het werk klaar.’

Aron: ‘Ik keek wel naar mijn broer, Robin. Die was met een bouwopleiding begonnen. Ik zag wat hij deed, dat sprak me aan. Hij werkte bij een mooi bedrijf, van hem hoorde ik de verhalen. De vrijheid en het lekker buiten zijn trok me. Henk was nooit zo enthousiast.’

Henk: ‘In die tijd werkte ik nog op de grote bouwen. Dat is ook niet zo boeiend, gewoon stampen. Wat had ik dan moeten zeggen? ‘Ik heb vandaag weer duizend steentjes weggelegd.’ Alsof jullie dat wat zou interesseren.’

Aron: ‘Mijn broer gaf de doorslag. Toen ik eenmaal stage begon te lopen was ik om.’

Henk, toen je eenmaal van de schrik was bekomen, vond je het een goed idee dat je zoon de bouw in ging?

Henk: ‘Jazeker, natuurlijk wel. Het is een blijvend beroep. Ik was blij dat hij niet achter een bureautje ging zitten. Het is nuttig werk, je draagt iets bij.’

En zwaar werk.

Henk: ‘Het was zwaar werk, inmiddels is het een stuk lichter. Het spul wordt er met de kraan bijgezet. Bovendien: je kan niet voor je kind kiezen, het is zijn keuze. Ik ben verder ook niet op een speciale manier bezig geweest met hem tijdens zijn opleiding.’

Aron: ‘Ik ben begonnen bij een metselbedrijf, maar dat vond ik vreselijk. Daarna heb ik bij een kleine aannemer mijn hele opleiding doorlopen. Totdat de crisis kwam. Na een paar maanden in de WW kwam ik opnieuw bij een metselbedrijf terecht. Via mijn vader, die hier toen al werkte, ben ik bij Mensink gekomen.’

Henk: ‘Ik had Aron een paar maanden meegenomen omdat mijn metselmaatlaarmaat was uitgevallen wegens ziekte. Gonard zei tegen mij: ‘Ik wil die jongen wel hebben.’ Dus ik zei: ‘Vraag hem zelf maar. Daar ga ik niet over.’’ 

Aron: ‘Het was een goede kans. Vrienden van mij werkten al bij Mensink. In de loop der jaren heb ik me hier ontwikkeld van metselaar tot allround timmerman. Dat vind ik ook het leukste, het werk klaar maken. Dat die ontwikkelingsruimte er was en is vind ik super.’

Henk, hoe is het om met je zoon samen te werken?

Henk: ‘Zoals met iedere andere vakman. Je moet niet denken dat we vader en zoon zijn op de bouw, nee dan zijn we gewoon Henk en Aron voor elkaar. Aron verstaat zijn vak. Ik kon hem niet zoveel leren.’

Aron, lachend: ‘Ik mijn vader wel.’

Henk: ‘Nou ja, soms. We werken geregeld samen aan een woning. Dan zegt Aron wel eens: ‘Dat moet je zo en zo doen.’ Hij is in een andere tijd opgeleid en groot geworden, ik heb altijd op de grote bouw gewerkt. Vroeger trokken we de isolatie mee omhoog als we metselden, dat moest van de baas. Het was een heel andere tijd, er werd veel gerommeld. Nu is het anders. Bij Mensink is de kwaliteit hoog en er is veel oog voor detail. Dat zit er bij mij inmiddels ook in. Ik werk hier alweer zeventien jaar.’

De nieuwe generatie Hofstedes is er al. Hopen jullie op een carrière in de bouw voor jullie zoon en kleinzoon?

Aron: ‘Mij maakt het echt helemaal niets uit.’

Henk: ‘Je kan dat toch niet dwingen.’

Aron: ‘Maar de bouw is een hartstikke gave wereld. Als je daar eenmaal inzit, je ding verstaat en je ding doet is het leuk.’

Henk, hoe lang mogen we nog van jou genieten?

Henk: ‘Eind dit jaar stop ik officieel, dan ga ik met pensioen. Maar ik zie het zo voor me dat ik nog twee dagen per week blijf werken. Helemaal stilzitten is niets voor mij. Wat zou ik dan moeten doen?’

Nog heel even en dan hebben we elkaar weer nodig

Links ons kantoor, rechts het trailerhuisje met de afgebakende tuin.

Vier weken verbleef hij met zijn naasten bij een gastgezin in Arnhem, een noodverband. Er werd gezocht naar een oplossing. En zo kwam het dat hij mijn buurman werd. Ongeveer een maand geleden namen ze intrede in het trailerhuisje dat op intitiatief van de buurt op ons terrein staat: hij, zijn vrouw en hun twee kinderen (4 en 6 jaar). De derde is op komst. 

Ik stel geen vragen. Tenminste, geen vragen over het leven dat achter hen ligt. Oekraïne, oorlog, vluchten: ik kan me er iets bij voorstellen – en tegelijkertijd helemaal niets. Wat telt is dat ze hier willen blijven, dat ze nooit meer terug willen en in Nederland een bestaan op willen bouwen. Hij wil een auto kopen. Hij wil geholpen worden aan zijn oog, moet geholpen worden aan zijn oog. Anders kan hij blind raken. Een natuurlijk een groter huis in de toekomst. Doelen zat. 

Werk had hij vrijwel meteen. Ik meen dat hij in zijn vorige leven muzikant was, zanger als ik me niet vergis (hij spreekt Pools en Oekraïens, Google Translate biedt uitkomst). Maar dat wat achter hem ligt telt niet meer. En dus werkt hij nu bij Veldman, hij legt zonnepanelen. Iedere ochtend stapt hij voor zeven uur op de fiets. Zes dagen per week. Iedere dag een stap dichterbij het verwezenlijken van zijn dromen.

De auto, operatie en het huis zijn toekomstmuziek. De spaarpot moet eerst gevuld. Wat niet kon wachten was een omheining rondom het grasveld voor het huis, zodat zijn jonge kinderen veilig kunnen spelen. Want een bouwterrein betekent busjes, aanhangers en vrachtwagens. (Je moet er niet aan denken.) Schuchter vroeg hij of hij de pallets die hij ergens in een hoek van ons terrein had zien liggen mocht gebruiken. Met wat buren hielp ik hem aan fatsoenlijk hout en samen timmerden we op een maandagavond een hek in elkaar. Een handige vent, merkte ik. Vlot. Grappig. Erg gedreven bovendien.

‘Ga je een keer mee de bouw op?’ vroeg ik toen het hek stond. Hij stemde in en voegde zich de zaterdag erop bij ons. We vlochten betonstaal, werkten hard, hadden plezier.

Die avond meldden mijn vrouw en ik ons bij zijn stulp voor een barbecue. We waren uitgenodigd. We betraden de tuin via het deurtje in de omheining. ‘Nee, nee!’ zei hij toen ik zijn loon voor die dag aan hem wilde geven. Met zijn hand maakte hij een afwerend gebaar. De hulp bij het bouwen van het hek was welkom geweest, maar dit was toch zeker niet nodig. Ik probeerde het bij zijn vrouw, maar daar kon ik de enveloppe evenmin slijten. ‘Ga zitten,’ zei ze. De man schonk wodka in, legde vlees op de de barbecue. En de avond was lang.

In bed die nacht – ik slaap al weken slecht – dacht ik na over de vorige crisis. Die van 2013, weet u nog? Er kwam een gevoel van heimwee op. Het was alle hens aan dek geweest. We hadden een gezamenlijke vijand en dus hielpen we elkaar: onderaannemers, medewerkers, opdrachtgevers. Want thuis zaten gezinnen met schoolgaande kinderen, er moesten dromen waargemaakt. We grepen iedere kans die voorbijkwam met beide handen aan en werkten hard. Er vielen geen ontslagen, we groeiden, individueel en als club. We versloegen de crisis! 

Toen alles beter werd kwam de klad erin. De afgelopen jaren hebben wij mensen ons volgevreten als een luie vakantieganger op een strandbedje in de zon: moeilijk vooruit te branden, het lichaam zwaar en ongezond. Ik merk het aan alles: het ongeduld, het gebrek aan weerbaarheid, hoe met tegenslagen wordt omgesprongen. De drive om er samen iets van te maken ontbreekt. In de bouw wordt op dit moment vooral naar elkaar gewezen, in plaats van dat we elkaar helpen.

De gevolgen komen nog slechts beperkt aan de oppervlakte, maar de crisis is al lang begonnen. Het is té lang, té goed gegaan. Om bij het voorbeeld van het strandbedje in de zon te blijven: het lichaam van de vakantieganger is ziek, de vakantieganger heeft het alleen nog niet door. Hij negeert de signalen en kijkt de andere kant op, in de hoop dat… ja waarom eigenlijk? 

Ik draai er niet omheen, directeur-eigenaar zijn van een bouwbedrijf is geen pretje op dit moment. Personeelstekorten, oplopend verzuim, prijsstijgingen en toegenomen levertijden veroorzaken de nodige pijn. Ik hoef mijn mailbox of Whatsapp maar te openen of ik word ermee geconfronteerd. Ik vrees dat het pas beter wordt wanneer iedereen de pijn voelt. Pas als we de bodem zien gaan we elkaar weer helpen, gaan we elkaar weer als mensen zien. Mijn voorspelling: nog even en dan zijn we allemaal weer net zoals hij.