Mensen van Mensink #9: Taras

Mensen van Mensink #9: Taras

De mensen van Mensink: wie zijn ze, waar zijn ze goed in en waarom doen ze wat ze doen? Vandaag: Taras (47). ‘In Nederland word je als gelijke behandeld in plaats van als slaaf of minderwaardig.’

Voor dit interview hebben we gebruikgemaakt van een tolk.

Waar kom je vandaan en hoe groeide je op?

‘Ik heb het grootste gedeelte van mijn leven in Lviv gewoond, in het westen van Oekraïne, op ongeveer tachtig kilometer van de grens met Polen. Als kind was ik heel sportief, ik voetbalde en kanoëde hele dagen. Mijn vader is overleden toen ik vier maanden oud was. Mijn moeder moest daardoor hard werken om zichzelf en haar kinderen te onderhouden. Ze werkte in een fabriek waar tegels, wasbakken, wc-potten en dergelijke worden geproduceerd.’

Wat wilde je worden als kind?

‘Taxichauffeur! Want ik vind auto’s interessant. Maar toen ik mijn rijbewijs haalde was ik nog geen achttien, ik mocht dus nog niet rijden. Toen ben ik naar het bouwcollege gegaan. Waarom? Die school was vlakbij ons huis en je moet toch iets kiezen! Als kind had ik al begrepen dat je hard moet werken als je iets wilt bereiken in het leven. Ik hoefde maar naar mijn moeder te kijken om dat te beseffen.’

Wat voor werk heb je gedaan na je opleiding?

‘Ik heb altijd binnenshuis gewerkt: kleine verbouwingen, ruimtes aftimmeren, dat soort dingen. De laatste jaren in Oekraïne had ik een eigen bedrijf met een paar man personeel. Tot ik op een dag een bericht kreeg van vrienden die in Nederland werkten. Dat was nog voor de oorlog begon. Ze zeiden: ‘Er is een plek waar je goed verdient en ook kan wonen. Kom je ook?’ Dat was in Den Haag. Het salaris klonk zeer interessant, dus ben ik gegaan, terwijl mijn vrouw en twee kinderen achterbleven in Oekraïne. Het idee was: ik werk een tijdje in Nederland en dan ga ik terug.’

En toen brak de oorlog uit.

‘Inderdaad. Een nachtmerrie. Ik zei meteen tegen mijn vrouw: ‘Jullie moeten hierheen komen.’ Dat wilde ze in eerste instantie niet, maar we hebben het wel geregeld. Met vrienden in Nederland legden we geld bij elkaar om een sterke terreinauto te kopen voor het Oekrainse leger. Die wagen bracht ik naar de grens, mijn vrouw en kinderen gingen mee naar Nederland.’

Waar moest je aan wennen toen je in Nederland in de bouw ging werken?

‘Het werk is vergelijkbaar, ik ken de bouw. Hoewel het werken in Nederland specialistischer is. Ik ben gewend om alles te doen: van timmeren en metselen tot betegelen. Ik heb in Oekraïne gewerkt, maar ook in Tsjechië, Polen en Zwitserland. Typerend voor Nederland is dat je als gelijke wordt behandeld in plaats van als slaaf of minderwaardig.’

Hoe ben je bij Mensink terechtgekomen?

‘In Den Haag werd ik getipt over tinyhouses voor vluchtelingen in de buurt van Raalte. Ik besloot ons aan te melden en we kregen een woning. Eenmaal hier ontdekte ik dat er om de hoek bij ons nieuwe huis een bouwbedrijf zat. Gonard ontving me met open armen en ik kon meteen aan het werk. Dat was vorig jaar zomer.’

Hoe is het contact met je Nederlandse collega’s?

‘Prima. Werkinhoudelijk verstaan we elkaar. Slechts af en toe gebruiken we Engels of een vertaalapp. Binnenkort komen er wat Oekraïense timmermannen bij bij Mensink. Die zal ik wegwijs maken en inwerken. Mijn zoon gaat in Heino naar school en kan inmiddels goed Nederlands. Van hem leer ik veel. Als ik iets niet begrijp kan hij me helpen.’

Hoe vind je het leven dat je leidt in Nederland?

‘Super. Ik kan lopend naar mijn werk, mijn kinderen gaan naar school, mijn vrouw werkt bij TCR als schoonmaakster. Als ik niet aan het werk ben help ik mijn kinderen met huiswerk of ik ga vissen in een vijver hier vlakbij. Voor nu is mijn leven goed, al weet ik niet hoe onze toekomst eruit ziet. Of Oekraïne de oorlog gaat winnen is geen vraag: de oorlog zal eindigen zoals deze ook is begonnen. Daarna moeten we bepalen of we teruggaan of niet.’

Je bent timmerman, zie je in de toekomst een rol voor jezelf weggelegd bij het heropbouwen van je land?

‘Ik bouw dit jaar honderd huizen en in 2024 tweehonderd. Als ik daarmee klaar ben, ga ik daarover nadenken.’

Waar zijn ze gebleven, bouwmensen die het spel mee willen spelen?

Waar zijn ze gebleven, bouwmensen die het spel mee willen spelen?

‘Wat voor gereedschap heb je nodig?’ vroeg ik aan Taras, de timmerman uit Oekraïne die sinds juni voor ons werkt. Zijn antwoord: ‘Alles heb ik nodig. Alles, inclusief een eigen bus!’ Hij meende het, daarvoor ken ik hem inmiddels goed genoeg. Taras heeft geleerd voor zichzelf op te komen en daarbij: hij wil door. Niet alleen op de bouw, in het hele leven. Het zijn goede ingrediënten om op een dag in zo’n felbegeerde Mensink-bus rond te rijden. Ik glimlachte. 

Taras’ unieke werkhouding, zijn hele zijn, legt een fenomeen bloot waar wij – de lezers van deze MKB-special – in toenemende mate last van hebben: jongens (het zijn vooral jongens) in de bouw die met fluwelen handschoentjes zijn grootgebracht. Als we verder willen, meters willen maken in de bouw – en dat willen we – hebben we mensen nodig die het iets kan schelen. Mensen die met de juiste aanwijzingen en input gáán, mensen zoals Taras. Waar zijn ze?

Over een paar maanden moeten 76 flexwoningen verrijzen in een weiland in de gemeente Olst-Wijhe, een semi-permanente oplossing voor de heersende woningnood. De druk is hoog, ik schaak op vijftien borden. Ik wil door en zoek dus naar mensen en samenwerkingspartners die vooruit willen, verantwoordelijkheid nemen. Dat valt niet mee.

Al in januari benaderde ik een producent van dakbedekking voor een offerte. Ik voegde een uitleg toe, stuurde de tekeningen mee. Na twee weken radiostilte belde ik maar eens op: geen duidelijkheid. Een maand later: ‘Ik ga volgende week op vakantie, moet dat nu nog?’ Ik: ‘Ja, de tijd begint te dringen. Ik rij nu naar je toe.’ We spraken af: hij zou met een prijs komen, ik zou de details verder uitwerken. Na twee weken belde de man op: ‘Waar blijven de details?’ 

Zo gingen twee maanden verloren. Het is een voorbeeld uit duizenden: lekker lang achterover leunen, wanneer het kan vragen terugschuiven op andermans bordje. Ik besloot geen moeite meer te doen en schakelde een andere partij in waarmee het binnen een week allemaal geregeld was. Het dak van de proefwoning ging in productie, twee weken later was het geplaatst. Het kan dus wel, maar het is steeds vaker zoeken naar een speld in een hooiberg. 

Waar zijn de fanatiekelingen gebleven die het spel mee willen spelen, die beslissingen durven te nemen en in staat zijn om de boel mee te krijgen in hun eigen organisatie? Laatst had ik een conflict met een medewerker op onze financiële administratie. Wijzend naar een of andere rekening zei ik: ‘Hoe heb je dat zo de wereld in kunnen sturen zonder mijn goedkeuring?’ Waarop hij zei: ‘Ik kan je wel steeds vragen overal naar te kijken, maar dan blijft alles liggen. Negen van de tien keer gaat het goed. Ik accepteer de keer dat het fout gaat.’ Ik was even stil, keek hem aan en zei: ‘Ga zo door.’

Deze column verscheen in Cobouw #3, 2023. 

Mensen van Mensink #8: Daan

Mensen van Mensink #8: Daan

Mensen van Mensink #8: Daan

De mensen van Mensink: wie zijn ze, waar zijn ze goed in en waarom doen ze wat ze doen? Vandaag: Daan Wassink (21). ‘Ik vond het spannend, al die gasten bij Mensink. Ik probeerde ze te ontlopen.’

Daan, wat voor werk doe jij bij Mensink?

‘Ik haal materialen op, breng spullen weg, verzorg het onderhoud van gereedschappen. En ik houd het terrein netjes natuurlijk. Overdag appen de jongens op de bouw bestellingen naar mij door, spullen die ze morgen nodig hebben. Zometeen om vier uur stap ik in de auto en rijd ik naar Raab, Pontmeyer en Mastermate. Terug aan de zaak laad ik de materialen over op verschillende aanhangers. Morgenochtend is het voor de jongens een kwestie van de juiste aanhanger aankoppelen en wegrijden.’

Dus je bent een soort terrein- of werkplaatsknecht?

‘Chef, geen knecht. Knecht, dat was ik vroeger. Haha.’

Hoe ben je bij Mensink terecht gekomen?

‘In 2018 had mijn begeleider Wybren een meeloopstage bij Mensink geregeld voor mij. Dat was spannend, want ik houd niet van drukte en grote groepen. Het ging in die tijd niet zo goed met mij.’ Daan wijst naar een rooster in het plafond. ‘Hoor je dat geruis? Dat soort geluiden komen bij mij ongefilterd binnen. Met een beetje tegenzin ben ik toch met Wybren meegegaan en heb ik een paar zaterdagen meegewerkt bij Mensink, ik geloof dat ik hielp bij het dichtmaken van oude mestputten, ik weet het niet meer precies. Maar ik vond het leuk om weer bezig te zijn, ik had al een paar jaar thuis gezeten.’

Hoe kwam dat?

‘Ik was uitgevallen in het derde jaar van de middelbare school. Ik had geen fijne klas, werd gepest. Ik heb PDDNOS, een stoornis in het autismespectrum. Mijn klasgenoten begrepen dat niet. Toen ik bij Mensink kwam vond ik dat heel spannend. Al die gasten… Wanneer de anderen in de kantine zaten, bleef ik buiten en andersom. Ik probeerde ze te ontlopen. De eerste stappen waren het moeilijkste voor mij. Maar ik kreeg de tijd en langzaam ging het beter. Ondertussen ging ik ook weer naar school in Zwolle, naar de Ambelt. De klassen zijn daar kleiner, iedereen heeft daar wat. Gonard adviseerde me om school af te maken en dat heb ik gedaan: vorig jaar heb ik mijn diploma gehaald. Mocht ik hier ooit weggaan heb ik in ieder geval een papiertje, een fijn idee.’

Hoe gaat het nu, vind je het nog altijd moeilijk om je tussen de andere jongens te begeven?

‘Ik houd nog steeds niet van drukte, maar volgens mij gaat het redelijk goed. Ik werk nu vier dagen per week van negen tot zes en volgens mij hebben ze liever dat ik vijf dagen kom. Ik doe mijn ding en voel me gewaardeerd.’

Wat wilde je worden als kind?

‘Daar was ik niet mee bezig. Toen we in 2017 naar Broekland verhuisden heb ik geholpen met de verbouwing van ons huis. Dat vond ik leuk om te doen. Van iets lelijks maakten we iets moois.’

Wil je ooit timmerman worden?

‘Misschien wel, ik weet het niet. Wat ik nu doe vind ik leuk, ik doe het met plezier. Zo lang dat zo blijft ben ik tevreden.’

Hoe ben jij veranderd sinds je bij Mensink werkt?

Daan denkt even na. ‘Uh… Poeh. Dat weet ik niet. Zal ik een hulplijn bellen?’ Daan pakt zijn telefoon, belt zijn moeder. Ze neemt op. ‘Mam, met Daan. Wil je een vraag voor mij beantwoorden? Ik zet je even op de luidspreker.’

Moeder van Daan, hoe heeft u uw zoon zien veranderen de afgelopen jaren?

De moeder van Daan: ‘Daan rijdt als zelfstandig medewerker van Mensink van hot naar her en regelt een heleboel zaken, dat hadden wij een paar jaar geleden niet kunnen bedenken. Hij is weer de Daan die hij was voor al het gedoe begon. Het werk heeft hem een zelfvertrouwen gegeven van hier tot en met Tokyo. Ooit hoopten we dat hij weer van het erf af zou gaan, en kijk nu eens! Hij heeft een enorme sprong gemaakt en het lef gehad om deze uitdaging aan te gaan. Daar zijn wij, zijn ouders, ontzettend trots op.’ Daan dan: ‘Dank mam, tot straks.’ Daan hangt op.

Nou, hoe luister je hiernaar?

Daan met grote grijns: ‘Blij. Het zegt veel dat mijn moeder dit zegt.’

En nu, op naar Raab, Pontmeyer en Mastermate?

‘Inderdaad. Voor Dollenkamp moet ik twintig ytong blokken hebben. Wat kalkzandsteen voor de zaak. Een paar binnendeurpakketjes, voor iemand anders een lateitje. Een blik verf en wat blokkwasten. Er zijn dagen bij dat ik een ramvolle aanhanger heb, vandaag valt het wel mee.’

Потрібний: столяр, бажає створити дует з Тарасом

Taras

Потрібний: столяр, бажає створити дует з Тарасом

Потрібний: столяр, бажає створити дует з Тарасом betekent zoiets als: ‘Gezocht: timmerman die een koppeltje wil vormen met Taras.’ Zeker weten doe ik het niet. Ik heb dit vertaald met behulp van Google Translate, maar de ervaring leert dat de combinatie Nederlands, Oekraïens en vertaalapps een moeilijke is.

Op de bouw doe ik liever als ik Taras, een timmerman uit Oekraïne die sinds juni voor ons werkt, iets duidelijk wil maken. De eerste paar gipsplaten maak ik er zelf aan, daarna neemt Taras het van me over. Alleen in het begin nam ik nog wel eens de tijd om via een app met hem te communiceren. Hij: ‘Je legt nooit wat uit.’ Ik: ‘Dat klopt.’ Hij: ‘Straks doe ik wat fout.’ Ik: ‘Dat is niet erg, van fouten leer je.’ Het is jammer dat het daar bij bleef. Op de bouwplaats althans, na werktijd is meer tijd om rustig te praten, om te knoeien en te spelen met Translate. 

Taras is de enige die nog bij ons loopt van de vijf Oekraïense medewerkers die de afgelopen maanden passeerden. Yura was een leuke, frisse vent. Hij kon ook wel wat, maar hij en Taras klikten niet. Op een dag was hij weg. “Ik ben klaar”, zei hij. Marian zei dat hij kon stukadoren, maar dat kon hij niet. Dus dat was eindig, dat snapte hij ook. Alexander kwam via een uitzendbureau en zei dat hij kon timmeren, maar maakte in te veel uren nauwelijks werk klaar. En de machines die hij beet had gehad vertoonden steeds kuren. En Igor.. tja. De eerste dag vroeg hij rond het middaguur: “Tot hoe laat moeten we werken vandaag?” Hij heeft in korte tijd in Nederland twintig banen gehad en is inmiddels vertrokken naar Canada. 

Nee dan Taras: een topper. Hij kan iets, wil graag, is een ervaren timmerman. Wereldwijs ook. Hij weet dat hij voor zichzelf op moet komen. Via het appje vroeg ik eens: ‘Wat voor gereedschap ben je nodig?’ Zijn antwoord: ‘Alles, inclusief een bus!’ En hij meende het. Zo zie ik het graag. Taras houdt van zijn werk, heeft karakter. Goede ingrediënten om op een dag in zo’n felbegeerde bus rond te rijden. Maar er ontbreekt ook iets, iets dat moeilijk in woorden te vangen is, maar van cruciaal belang is op de bouwplaats. Laten we het ‘de connectie’ noemen, een onzichtbaar wederzijds begrip met je maat die leidt tot automatismen, grappen en daarmee tot dagen waarop alles vanzelf lijkt te gaan.

Bram, een van onze meest sociale timmerlieden, had Taras een paar dagen bij zich lopen en zei: ‘Hij werkt als een peerd, ik ben onder de indruk van wat ‘ie kan, maar ‘t gaat niet. We verstaan elkaar niet.’ De spontaniteit mist, omdat ‘de connectie’ er niet is. Eerst schoof Taras nog wel eens aan voor een biertje op vrijdagmiddag, sinds zijn medelanders zijn vertrokken zie ik hem niet meer. Logisch natuurlijk – hij wil wel, maar het lukt niet omdat de omstandigheden niet meewerken. Ik zie het gebeuren: het gebrek aan sociaal contact gaat ten koste van zijn betrokkenheid. En zonder betrokkenheid gaat het nooit lukken om Taras te vormen naar waarden en normen die horen bij Mensink. 

En dus zoeken we nu een maat voor hem: Потрібний: столяр, бажає створити дует з Тарасом. Uiteraard iemand die kan timmeren en iemand die Oekraïens spreekt. Weet je zo’n iemand? Hij is welkom bij ons. Ik zal hem wat vragen proberen te stellen via de vertaalapp, maar uiteindelijk zal de praktijk uitwijzen of er een connectie ontstaat. Ik hoop het, ik gun het Taras.

‘On fire’ in Porto, verslag van onze (veel te lang uitgestelde) reis

Mensink naar Porto

‘On fire’ in Porto, verslag van onze (veel te lang uitgestelde) reis

We hebben er lang op moeten wachten, maar afgelopen weekend gingen we eindelijk, eindelijk, eindelijk weer eens op pad met de hele bubs. Veertig kerels en één dame (Jaël), waaronder achttien debutanten. Bestemming: het zonovergoten Porto, zorgvuldig gekozen door de feestcommissie vanwege het klimaat, fraaie ligging aan de Douro rivier, bruisende sfeer en gemoedelijkheid. Weer eens wat anders dan het grimmige, gure en grijze Krakau, de bestemming van onze laatste trip in 2020.

Paspoort vergeten

Op vrijdag verzamelden we bijtijds in Broekland en stipt om negen uur arriveerden we op luchthaven Schiphol. Vlak voor het inchecken kwam Gonard erachter dat hij zijn paspoort was vergeten. Welke vijftigplusser laat zijn tas dan ook inpakken door zijn vrouw? Celis, een van de debutanten, had het nog gevraagd in de bus: “Is het in al die jaren voorgekomen dat iemand z’n paspoort vergat?” Nooit, antwoordden we – wijzend naar Eerhard, die als vanouds alleen paspoort en telefoonoplader had ingepakt – iedereen vergeet altijd van alles, maar legitimatie, nee dat niet. Gonard besloot het er op te wagen en kon zo doorlopen bij het inchecken. Dat beloofde veel goeds.

Turbulentie

In Porto arriveerden we exact volgens schema rond drie uur in de middag. Complimenten voor de planning zou je zeggen, maar het was meer geluk dan wijsheid. Het vliegtuig was een uur vertraagd vanwege technische mankementen (iets met een kabeltje dat los zat, waarop wij en masse onze kennis begonnen te delen: “Probeer eens een kroonsteentje!” “Zit het te los? Ducttape! Zit het te vast? WD40!”) Het tijdsverschil hief de vertraging keurig op. Op tijd in Porto dus, ondanks de turbulentie die ontstond toen Michel opstond van zijn stoel.

Lokale economie steunen

In Porto gingen we verder met waar we in het vliegtuig mee waren begonnen: de lokale economie steunen, ondernemers uit het drassige moeras trekken die de corona pandemie had veroorzaakt. Om stipt 14.06 werd de bodem van de biervoorraad in het vliegtuig bereikt. Ze namen het bier toch mee om te verkopen, om passagiers een fijne, rozige tijd te geven? En dat gold toch ook zeker voor die ondernemer van de kiosk die we tegenkwamen onderweg naar ons hotel? Hij had toch zeker geen bier koud gezet om het ‘s avonds allemaal zelf op te drinken? Dat bier was voor ons, allemaal, tot aan het laatste blik.

Mais dez cervejas

Aangekomen in Hotel Selina werd ons geduld pas echt op de proef gesteld. De fusten waren reeds aangeslagen en ook nog vol, maar het hotel beschikte over slechts tien bierglazen. Halve liters, dat wel, maar dan nog: slechts tien. De oplossing: opdrinken en doorgeven. Dus al snel klonk het: “Dez cervejas por favor. Doordrinken! Mais dez cervejas, por favor. Leeg! Doe nog maar een blaadje. Senhor, podemos tomar mais dez cervejas?” En wonderwel: het werkte! Iedereen bleef gehydrateerd. En dat was nodig, want de zon scheen, het was behaaglijk in Porto. Vijftien graden, wat een weelde.

Wout in de regen

Eenmaal in de stad – op een van de bruggen die beide helften van de stad met elkaar verbindt – besloten we Wout te bellen, die thuis was gebleven omdat hij zo nodig aan zijn eigen huis moest knutselen. Achter ons stroomde het azuurblauwe water in de Douro rivier richting zee. De vogeltjes floten, Portugese dames met hoeden en jurken flaneerden over de trottoirs. De verbinding kwam tot stand. ‘Wouter! Even een kleine impressie. Zoals je ziet mis je er weinig aan. Hoe is het da-” Wout was alweer weg. Het beeld van een verregende Wout met troffel in zijn hand loste op in de aangename lentelucht.

Cultuur snuiven

Met een fris gemoed vervolgden we onze stadswandeling. Van de Avenida dos Aliados, de belangrijkste laan in het historisch centrum van Porto, naar de Sé Catedral en Casa da Música. Alles werd uitvoerig bekeken, lokalo’s werden aangesproken: “Waar kijken we naar? Is dit oud? Hoe is het gebouwd? Is dit typisch Portugees? Zijn dit bakstenen?” Cultuur werd opgezogen als een spons: wat een verrijking, wat een cultuur, wat een historie. We zagen Porto zoals we Porto nog nooit gezien hadden.

Port drinken

Zwaar voldaan streken we neer op een leeg terras, dat met onze komst ineens vol zat. Je moet de uitdroging voor zijn en dus laafden we ons aan koude cervezas en lieten we flessen Port ontkurken. “Mocinha, sirva mais um.” Je bent in Porto of je bent niet in Porto. De ene helft vond Port te pruimen, de andere helft gaf toch de voorkeur aan haar goudgele tegenhanger. Waarop de ene helft zich besloot te ontfermen over de glazen van de andere helft. Niemand kwam tekort. De rest van de dag in een paar woorden: kroeg, pizza en zere kuiten. Porto is gebouwd op zeven heuvels en dat hebben we geweten.

Bowlen = traditie

En de zaterdag? Fris en fruitig natuurlijk, de meesten althans, of in ieder geval een deel, een paar. Cultureel waren we nog allerminst verzadigd en dus vervolgden we onze tocht in een poging onze honger naar historie en verhalen te stillen. In drie groepen trokken we uiteen, om elkaar later die dag bij de bowlingbaan weer te treffen. Vier uur stipt, zo hadden we het geregeld. Bowlen is vaste prik dus dat moest doorgaan. Maar eerst: Igreja do Carmo en Igreja do Carmelitas, twee kerken die van buitenaf één grote kerk lijken. We waren nog zo vluchtig voorbij zoiets moois gelopen.

Vier uur stipt was de groep weer compleet. Dorstig alweer, want het kwik was gestegen naar twintig graden die dag. Vol goede zin meldden we ons bij de balie van het bowlingcentrum. “Heeft banen voor een groep van eenenveertig?” “Quatorze você diz?” “Nee, vier één, niet één vier.” Nou goed, dat werd niet bowlen. Maar we zijn wel bij een bowlingbaan geweest! We dronken er bier en hoefden niet steeds op te staan. Een acht!

Bad desire, Luuk on fire

Eenmaal weer buiten keken we elkaar aan, wat zullen we dan doen? Nu kwam het aan op improvisatie. Na lang wikken en wegen besloten we andermaal een van de mooie terrassen die Porto rijk is te bewonen. We geven de lokale economie graag een impuls, zo zijn wij. De rest van de dag werd gekenmerkt door drinken, eten (veel vlees op grote borden) en karaoke, alwaar Luuk en Eerhard de show stalen. Hoewel: Eerhard zong de tent bijna leeg met zijn Nederlandstalige nummer. Maar Luuk, man… Portugese dames slopen naar voren, ogen twinkelden, hij werd aanbeden. Terwijl hij zong: ‘Hey little girl, is your daddy home? Did he go and leave you all alone? Mhmm I got a bad desire. Oh, oh, oh, I’m on fire.’

Biertorens

Niets en niemand kon daar overheen. Die dag niet, het hele weekend niet. Zelfs biertorens voor vijftien euro niet, al kwam dat nog het meest in de buurt van de pure levensvreugde die Luuk opriep met het lied van Bruce Springsteen. Dronken van geluk en met een gat in ons geheugen keerden we tussen drie en vier uur ‘s nachts terug naar ons hotel, om ons de volgende ochtend om zeven uur bepakt te melden op de binnenplaats. Eerhard was het snelst, die griste zijn paspoort van zijn nachtkastje, trok zijn telefoonlader uit het stopcontact en stond klaar.

Dromen over Porto

Vanaf dat moment werd het stiller en stiller. De man van de kiosk veerde op toen we zijn stal passeerden op weg naar het vliegveld. Hij wees triomfantelijk naar de koelkast, waar een verse lading koude biertjes stond te wachten op belangstelling. Maar er was geen belangstelling. Er sloeg een ijskoude stilte neer op de straten en pleinen van Porto. Ook in het vliegtuig bleef het stil. We sloten onze ogen en droomden over Porto, over al het moois dat we hadden gezien, over ons bowlingavontuur, over ondernemers met wie we eeuwige vriendschappen hadden gesloten. En wie goed luisterde, wie heel goed luisterde hoorde in de verte: ‘Only you can cool my desire. Oh, oh, oh, I’m on fire.’

Mensen van Mensink #7: Bryan + Bram

De mensen van Mensink: wie zijn ze, waar zijn ze goed in en waarom doen ze wat ze doen? Vandaag: het starboy duo Bryan van de Vegte (19) en Bram Boekholtz (24). ‘Je kan beter achteruit lopen dan helemaal niet lopen.’

Bryan, wanneer wist je dat je timmerman wilde worden?

Bryan: ‘Dat moet op de middelbare school zijn geweest, in de eerste of tweede klas. Ik was in die tijd veel bij boeren aan het werk: schuurtjes maken, timmeren, metselen. Mijn vader is vrachtwagenmonteur, mijn broer werkt in de mechanisatie, van hen heb ik het dus niet afgekeken. Ik heb het timmeren vooral zelf ontdekt. Ik vind het gaaf om mooie dingen te maken en met de handen te werken. Ik ben geen stilzitter.’

Als je een schuurtje timmert bij een boer, weet je dan wat het inhoudt om een timmerman te zijn?

Bryan: ‘Ik heb bij Mensink stage gelopen en gewerkt in de vakantie. Toen wist ik het zeker. Kijk, een schuur maken op een boerenerf, dat is ruw werk – meters maken. Wat ze hier doen is mooier, verfijnder. Inmiddels werk ik drieënhalf jaar bij Mensink. Ik heb twee jaar met Alex meegelopen, sinds anderhalf jaar werk ik samen met Bram. Over een half jaar ben ik klaar met mijn opleiding bij Bouwmensen.’

Over Bram’s ontwikkeling lazen we jaren geleden in het AD. Hoe heb jij je ontwikkeld de afgelopen jaren Bryan?

Bryan: ‘Als je hier begint kun je eigenlijk niets. Je leert eerst timmeren, begint dingen te snappen en wordt handig, tot je in staat bent om daadwerkelijk iets te maken. De volgende stap is dan tekeningen leren lezen. Daar ben ik nu. Ik heb het aardig in de smiezen, al vraag ik Bram soms nog.’
Bram: ‘Je vergeet nog een paar stappen: op tijd komen, koffie zetten, doorwerken. Sommigen vinden dat al lastig. De een is klaar en stopt, de ander is klaar en zegt: wat gaan we nu doen? Bryan is zo’n type. Ik zeg altijd: je kan beter achteruit lopen dan helemaal niet lopen. Als je achteruit loopt kom je er ook, alleen met een omweg.’

Bram, je loopt een paar jaar voor op Bryan. Bij welke stap ben jij inmiddels?

Bram: ‘Nog beter leren organiseren. Efficiënt bouwen in de juiste volgorde is heel belangrijk. Sander, een van onze meest ervaren timmermannen bij wie ik twee jaar in de leer ben geweest, kan dat als geen ander. Bij hem lijkt bouwen altijd gemakkelijk. Bryan en ik bouwen nu een woning met een best krappe planning. Het dak is van zink, er zijn veel details. Wat zijn dan je prioriteiten, wat doe je als eerste? Iedere bouw is een nieuwe puzzel, want we bouwen hier nooit twee keer dezelfde woning. Mensink heeft geen uitvoerders dus als voorman heb je best veel verantwoordelijkheden. En we mogen fouten maken. Onder die omstandigheden ontwikkel je je snel. Dat zag ik bij mezelf en dat zie ik nu ook bij Bryan.’

Bryan, vind je het fijn dat die uitdaging bij Bram ligt of ben je al toe aan meer verantwoordelijkheid?

Bryan: ‘Ik vind het wel relaxed, ik kan gewoon timmeren de hele dag. Bram zorgt ervoor dat het goedkomt. Haha!’
Bram: ‘Naar Bryan heb ik geen omkijken, die gaat z’n gang wel. Hij overlegt wel, maar dat gaat beide kanten op, dat doe ik ook met hem.’
Bryan: ‘Ik kom vanzelf op het punt dat ik het zelf wil proberen. Ik kan nu nog veel van Bram leren, bovendien ben ik nog niet klaar met school en die gekkigheid. Als je voorman bent is het wel handig als je er alle dagen bent.’

Bram, jij werd eind 2019 voorman. Hoe groot was die stap?

Bram: ‘Best wel groot. Je moet ineens zelf de materialen bestellen, met de klant communiceren, plannen, organiseren. Ik had dat natuurlijk wel gezien bij Sander, zonder dat je het doorhebt word je langzaam klaargestoomd. Mensink is laagdrempelig, dat helpt ook. Als ik iets niet wist belde ik Sander op. En dat doe ik nog steeds.’

Zijn er wel eens klanten die vragen hoe oud jullie zijn? En die dan met hun oren klapperen als ze horen dat de woning waar zij de rest van hun leven in gaan wonen – hun rustpunt, het anker in hun leven – wordt gebouw door twee knapen van 19 en 24 jaar?

Bryan: ‘Dat horen we nooit. Maar misschien denken ze het wel.’

Gonard blikt terug: ‘2022 was het jaar waarin de consument van hoezee, hosanna naar oeps ging’

2022 was me er eentje. We zetten er een dikke streep onder door nog één keer met Gonard achterom te kijken.

Welk gevoel houd je over aan 2022?

‘De prijsfluctuaties komen als eerste in me op. Vooral in januari, februari en maart was het bar en boos. We hadden de ene acute prijsverhoging nog maar net binnen, of de telefoon ging alweer. Een zekere producent van dakpannen verhoogde de prijzen in korte tijd met achtereenvolgens 40, 10 en toen nog eens 100 procent. Met klanten bleven we in gesprek,  ze reageerden begripvol. Anders weet ik niet hoe het was afgelopen. Verder was 2022 het jaar waarin de consument van hoezee, hosanna naar oeps ging. De vaart is eruit op de woningmarkt, de twijfel toegeslagen.’

Wat betekenen deze ontwikkelingen voor Mensink?

‘We komen uit een periode met veel meer vraag dan aanbod. Jarenlang hadden we ongewild veel, misschien wel te veel werken op de planning. Het was het een enorme uitdaging om klanten die in de wachtrij stonden tevreden te houden. Nu proberen we klanten uit de brand te helpen die te veel voor hun grond hebben betaald. Dat is een andere, gezondere dynamiek. Hoewel het natuurlijk oervervelend is voor de desbetreffende klanten.’

Wat beschouw je als jullie grootste uitdaging op dit moment? 

‘De bouw is laat cyclisch. Dat wil zeggen: als de economische groei stagneert of krimpt wordt dat een jaar later zichtbaar in de bouw. De markt bekoelt nu en dat komt vanzelf bij ons aan het licht, ik vermoed begin 2024. Aan acquisitie en verkoop hebben we lange tijd weinig hoeven doen. Overdreven gezegd: we zijn lui geworden. Tijd dus om daar verandering in te brengen. Bij het contactformulier op onze website stond jarenlang: ‘We zitten vol.’ Nu staat er: ‘Heb je bouwwensen? We denken graag met je mee.’ Ik vind het een leuke uitdaging. Omdat ik geloof in onze vakmensen, zowel buiten als op kantoor. Onze ontwerpafdeling is tot veel in staat en wat zij bedenken kunnen we ook maken. In perioden van laagconjunctuur kun je je als bedrijf beter onderscheiden.’

Waar zie je kansen?

‘Huisvesting voor jongeren, want daar wil de overheid werk van maken. En het is een serieus probleem, zeker ook in deze regio. Ik zie het bij mijn eigen kinderen. Met Harwoonie, een project van Nijhof, Lenferink en Mensink, bouwen we volgend jaar 76 modulaire starterswoningen in Olst en Wijhe. En met landschapsontwerper Harry ten Have en ruimtelijk adviesbureau BJZ werken we aan een betaalbare modelwoning voor jongeren die in het buitengebied willen wonen: de Buiten Starter. Met deze projecten, waarin modulair bouwen een belangrijke pijler is, pionieren we. Overheden reageren heel enthousiast.’

Even over jou: je zit er opgeruimd bij.

‘Ik heb het licht weer gezien. De maanden waarin ik buiten op de bouwplaats werkte hebben me goed gedaan. Inmiddels zit ik weer binnen, om de bouw van de Harwoonie-woningen voor te bereiden. Waarschijnlijk werk ik net zo lang door tot ik weer gillend naar buiten ren. Haha! Mijn hele leven zoek ik al de randen op van wat ik aankan. Ik denk dat dat er niet meer uitgaat. Ik wil graag voor anderen zorgen, dat is mijn makke.’ 

Heb je zin in het nieuwe jaar?

‘Enorm! We gaan weer op reis met de hele club begin volgend jaar. Naar Porto als ik het goed heb begrepen van de feestcommissie. Het wordt hoog tijd, want de laatste Mensink-reis (2020, naar Krakau) kan ik me al bijna niet meer herinneren. Verder werk ik met twee jonge knapen aan een mooi, uitdagend project – daar krijg ik energie van. Uiteindelijk wil je iets moois maken en mensen blij maken. Soms kom je onderweg uitdagingen tegen, bijvoorbeeld omdat de markt op de kop staat. Maar als het water dan weer rustig is varen we vrolijk verder. Ja, ik heb zin in het nieuwe jaar. Voor nu wens ik iedereen een fijne vakantie.’

Mensen van Mensink #6: Jurgen

De mensen van Mensink: wie zijn ze, waar zijn ze goed in en waarom doen ze wat ze doen? Vandaag: calculator Jurgen ‘Arie’ de Groot (48), die dit jaar zijn vijfentwintigjarig jubileum vierde.

Jurgen, wat is je eerste herinnering aan Mensink Bouwbedrijf?

‘Ik kan serieus wel een boek schrijven over mijn avonturen hier. Het begon toen Eerhard me op de Stöppelhaene vroeg of ik bij hem en Gonard wilde komen werken. Ik werkte op dat moment in het westen. Ik verdiende daar lekker, maar ik was het autorijden zat.’

Leuk idee, wat voor een boek zou dat worden?

‘Een boek vol anekdotes. We hebben heel wat meegemaakt, dingen die wel en niet kunnen – in de beginjaren was niets te gek.’ Wijst naar het woonhuis aan de overkant. ‘We begonnen daar, aan de keukentafel. Tussen het timmeren en metselen door molken we koeien. Er was veel kameraadschap, we gingen op stap, dronken graag bier. Supergezellig.’

Wat is er met de jaren verloren gegaan?

‘Vroeger werd er harder gefeest en harder gewerkt, zo hebben we Mensink groot gemaakt. Inmiddels is iedereen een paar jaar ouder. Het is niet erg dat die tijd achter ons ligt, je moet vooruit. Mensink is nu groter en dat heeft voordelen: onze projecten zijn groter en interessanter en de kwaliteit is omhoog gegaan. Ondertussen gaan we nog ieder jaar op reis met het team en de feestcommissie, waar ik deel van uitmaak, is goed op dreef. De gezelligheid is gebleven.’

25 jaar Mensink, wanneer was je het gelukkigst?

‘Dan kies ik toch voor de beginperiode, waarbij ik me realiseer dat mijn leven er toen anders uitzag. Ik had nog geen gezin en kon doen en laten wat ik wilde. Na een val op de bouw raakte ik geblesseerd aan mijn schouder. Zo ben ik twintig jaar geleden noodgedwongen calculator geworden.’

Wat is jouw taak als calculator bij Mensink?

‘Naar aanleiding van een schets en toelichting van onze ontwerpafdeling denk ik de bouwconstructie uit en denk ik na over materiaalgebruik. Zo kom ik tot de richtprijs voor een project. Omdat Mensink nooit twee keer hetzelfde huis bouwt, begin ik altijd met een blanco sheet. Vanuit de richtprijs werkt de ontwerpafdeling in overleg met de klant toe naar een definitief ontwerp, waarna ik een definitieve prijs bepaal. Althans, zo was het altijd. De markt is nu erg onzeker, waardoor we voor aanvang van de bouw een herberekening doen. Om klanten zoveel mogelijk zekerheid te geven probeer ik goed vooruit te kijken. Ik doe dit werk inmiddels achttien jaar en heb een gevoel ontwikkeld voor wat een huis moet kosten. Helaas kan ik niet opboksen tegen de huidige prijsschommelingen. De markt is druistig.’ 

Je loopt al even mee, wat zou je anders hebben gedaan als je alles over mocht doen?

‘Projecten calculeren heb ik na al die jaren goed in de vingers. Op zoek naar uitdaging ben ik twee jaar geleden een vastgoedbedrijf begonnen. Ik volg Funda al twintig jaar nauwgezet en heb veel kennis van de markt. Samen met mijn compagnon zoeken we naar kansrijke objecten, die we kopen, waar nodig opknappen en weer doorverkopen. Misschien had ik dat eerder moeten doen. Ik heb te lang op mijn lauweren gerust.’

Wat maakt je leven de moeite waard?

‘Op reis gaan met mijn vrouw en zoon is mijn grootste hobby. Als het nodig is werk ik heel hard, maar dan nog werk ik om te leven en niet andersom. Door corona kwam van het reizen de afgelopen jaren weinig terecht. Maar mijn zoon – tien jaar oud – mag niet klagen, de Seychellen, Curaçao, Bonaire, Marokko, Madeira en Sardinië heeft hij allemaal gezien. Hij is een kleine Freek Vonk en tilt iedere steen op om te kijken wat eronder leeft.’

Tot slot: iedereen bij Mensink noemt je Arie, waar komt die naam vandaan?

‘Jaren geleden, toen ik nog buiten op de bouw werkte, kwam ik op een dag in ee kakikleurige korte broek naar werk. Het was nog in de periode dat iedereen in de bouw een bijnaam had. Een oud-collega zei toen: ‘Hé, daar heb je Arie safari.’ Vanaf dat moment ben ik Arie.’

Meiden, dames, vrouwen: jullie zijn welkom in de bouw

Jael: ‘Dat ik niet geschikt ben voor de zorg was duidelijk, dat zagen ze wel aan me.’​

Jael is het type jonge vrouw dat gewoon doet. Ze haalt drie keer per dag haar schouders op en slaat terug met een nóg hardere grap als de situatie daarom vraagt. Aan loopbaanplanning doet ze niet. Ze vraagt zich niet af of haar lichaam gemaakt is om veertig jaar te timmeren. Ze wil nu timmeren, ze kan nu timmeren – ze timmert. Ze vormt een koppeltje met Alex, die het prima vindt. Toch? Jael: ‘Ik geloof het wel, ja. Ik hoor geen klachten.’

Eerder dit jaar hadden we stageloper Djem, die was net zo: enthousiast, vrolijk, type handen uit de mouwen en gáán. Niet nadenken over wat te zwaar is, maar kijken hoe je jezelf nuttig kan maken. Kon net als Jael ouwehoeren als de beste. In de bouwkeet was ze de eerste die zei: ‘Kom, we gaan weer wat doen. Aan de slag mannen!’ Menig zaterdaghulp bij Mensink kan er een voorbeeld aan nemen.

Vrouwelijke timmerman

Maar Jael en Djem zijn uitzonderingen: ze zijn de eerste timmermannen die we in 25 jaar hebben gehad bij Mensink. Timmermannen? Jael: ‘Ja, wat mij betreft wel. Zo heet dat toch? Net als arts. Je zegt toch ook niet artse of artsin? Ik ben een vrouwelijke timmerman, maar wel een timmerman.’

Jael belandde in de bouw, omdat ze een aanpakker is. Ze is uit hetzelfde hout gesneden als haar vader en oom, die beiden in de infratechniek werken. Zij adviseerden haar om ‘lekker in de bouw te gaan werken, daar zijn ze vriendelijker voor je.’ Jael: ‘Dat ik niet geschikt ben voor de zorg was duidelijk, dat zagen ze wel aan me. Ik heb het overigens wel geprobeerd, maar het werd geen succes. In de zorg moet je veel geduld hebben. Ik ben meer een type van hopsakee gaan.’

‘Ik ben geen attractie’

Als ik Jael op vrijdagmiddag aan onze lange kantinetafel zie zitten – flesje bier voor zich op tafel – denk ik: er zijn er meer. We kunnen ze goed gebruiken ook.

Nu hoor ik u denken: kunnen we het zware werk niet beter overlaten aan de kerels? Prima, wat mij betreft! Wanneer Alex twee steigerplanken tilt, tilt Jael er één. Jael: ‘Ik heb vandaag het deurbeslag gemonteerd in de hele woning. Alex heeft daar helemaal geen geduld voor.’ Zij die zegt dat een man(nenlichaam) het in de bouw langer volhoudt dan een vrouw(enlichaam) zal ik niet tegenspreken. Maar er zijn meerdere wegen naar… enzovoorts. Na stuk of wat jaar timmeren is er ook op kantoor van alles te doen. Bovendien: de bouw is qua sjouwen en zwoegen geen schim meer van wat het twintig jaar geleden was:

  • Het is niet altijd koud.
  • Het is niet altijd donker.
  • Het is niet altijd vies.
  • Het is niet altijd zwaar.
  • Het is niet altijd lomp en seksistisch.

Jael: ‘Soms kijken ze wel, hoor, vanaf een naastgelegen bouw. Dan zeg ik: joh, ga lekker verder met je werk, ik ben geen attractie. Dan is het meteen klaar.’

Glimmen

Doe waar je blij van wordt, dan begin je op een dag vanzelf te glimmen (zie foto). Als het op vrouwen en bouwen aankomt zijn ouders en scholen geneigd om de deur op voorhand dicht te gooien. Dat is jammer. Jael glom niet in de zorgsector, wat logisch is voor een ouwehoer, type handen uit de mouwen.

Mijn oproep daarom aan vrouwen, dames, meiden, types zoals Jael: kom eens kijken, proef aan de bouw. Wees welkom, het zal jullie meevallen. De mannen in ons bedrijf zijn dankzij Jael en Djem al gewend aan vrouwelijke timmermannen, van hen hebben jullie niets te vrezen. Er is werk genoeg, aan innovatie is geen gebrek, er zijn zelfs doorgroeimogelijkheden.

Dus, wat denk je ervan?

Mensen van Mensink #5: Gijs

De mensen van Mensink: wie zijn ze, waar zijn ze goed in en waarom doen ze wat ze doen? Vandaag: timmerman Gijs Hollegien, nog maar 21 jaar en nu al voorman. 

 

Gijs, wat wilde je worden als kind?

‘Ik ben opgegroeid op de boerderij. Ik ben het buitenleven – met de handen werken, op de trekker zitten, voer inkuilen – gewend. Loonwerker leek me iets voor mij, maar het liep anders. In het derde jaar van het vmbo stuurde school me naar Mensink voor een stage. Ik werkte mee met Wout en Ron, dat was geniaal. Een weekje en ik was verkocht. Ik mocht gelijk een wc aftimmeren, ze lieten me vrij.’

Wat sprak je zo aan?

‘Dingen maken, resultaat zien en mensen blij maken is gewoon leuk. Bij Mensink maken we nooit twee keer hetzelfde. Dat is wel briljant, eigenlijk.’

Wat is iets nieuws wat je recent hebt geprobeerd wat je leuk vond?

‘De afgelopen jaren werkte ik samen met voorman Michiel. Toen die werkvoorbereider werd, ben ik gepromoveerd tot voorman. Ik kreeg een bus en een leerjongen mee. Het is altijd mijn doel geweest om voorman te worden, het liefst zo vroeg mogelijk. Ik wil groeien, zelf beslissingen maken. Vrij zijn. Mijn ouders begrepen in eerste instantie niet helemaal wat de stap betekende. Nu snappen ze het wel en zijn ze trots.’

Was je er klaar voor?

‘De afgelopen jaren heb ik veel van Michiel geleerd. Onderweg in de bus praatten we veel over het vak, over regelzaken om het bouwen heen: plannen, materialen tijdig bestellen, de bouw aansturen, dat soort dingen. Dit jaar deed ik mijn eerste bouw als voorman in Den Ham. Dat gaf een kick. Als je de volledige verantwoordelijkheid hebt is de kick nog groter wanneer je achterom kijkt en ziet wat je hebt achtergelaten.’

Wat zijn dingen waarvan je weet dat jij ze anders doet dan anderen?

‘Poeh, dat vind ik een moeilijke vraag. We worden bij Mensink toch wel gevormd, je leert het vak van je leermeester. Een van de lessen: waar je aan begint maak je af. Geplaatste kozijnen maken we meteen luchtdicht, want dat is efficiënt. Dat is niet per se typerend voor mij, het zit er bij iedereen wel in. Ik heb nu anderhalf huis gebouwd als voorman. Het is nog moeilijk om te zeggen wie ik ben en wat mijn stijl is, daar moet ik nog achter komen.

Wat kan verbeterd worden in de bouw?

‘Ik verbaas me regelmatig over de rotzooi, over het gesleep met afval, de verpakkingen. Twee keer per week ruimen we de hele bouw op. Iedere keer gaat er een hele aanhanger vol troep mee terug naar de werkplaats. Bij Mensink zijn we redelijk fanatiek met recyclen, dat is een goede zaak. Afvalhout wordt gebruikt in de pelletkachel en wat gescheiden kan worden, wordt gescheiden. Maar dan nog.’

'Vanwege mijn leeftijd moet ik meer moeite doen om het vertrouwen te winnen.'

Welk talent zou je willen hebben?

Ik zou willen dat de bouw geen geheimen meer voor mij kent. Dat ik altijd weet welk materiaal ik het beste kan gebruiken en alle trucjes ken. Nu vraag ik nog regelmatig meer ervaren voormannen om advies. Tijdens de vrijdagmiddagborrel ga ik graag naast Jorn of Bram zitten. ‘Hoe zou jij dit doen?’ Ik hoop dat de nieuwe generatie mij over een paar jaar vraagt. Ik wil een vakman worden.’

Vind je dat je nu nog geen vakman bent?

‘Nee, eigenlijk niet. Ik heb net mijn opleiding afgerond en ben nog volop aan het leren. De positie als voorman is me gegund, maar ik moet alles nog bewijzen. Het gaat goed omdat ik veel hulp krijg en kan terugvallen op ervaren collega’s en de mensen op kantoor. Anderen zijn mijn achtervang, in de toekomst wil ik die achtervang zijn voor anderen.’

Kijken klanten of leveranciers verbaasd op als ze merken dat jij de leiding hebt op de bouwplaats?

‘Dat komt voor, ja. Ik denk dat ik vanwege mijn leeftijd meer moeite moet doen om het vertrouwen te winnen. Maar ik doe daar niet moeilijk over, vind het ook wel logisch. Mijn stelregel is: nooit zomaar iets doen. Als ik iets niet weet bel ik een collega op. Zo gaat mijn onervarenheid niet ten koste van de kwaliteit. Ik mag dan wel voorman zijn, ik sta er niet alleen voor.’