'Zo nu en dan komen we iemand tegen die de boel moedwillig flest'

Vlak voor de zomer. Ik parkeerde mijn auto naast de boerderij en stapte uit. Meteen kwam de man naar mij toe. Hij stak zijn arm uit. In een reflex beantwoordde ik zijn uitnodiging en schudde zijn hand. Hij zei: ‘Zo, jij bent mijn aannemer.’

Ik schrok en moet verbaasd hebben gekeken.

‘Maar je doet het toch zeker wel?’ vroeg hij.

Een paar weken daarvoor was de telefoon gegaan. De man vertelde over de boerderij die hij had gekocht en zijn renovatieplannen. Hij zocht een aannemer en vroeg of we op termijn konden afspreken. Ik stemde in. Een week later had hij opnieuw gebeld. Hij was op locatie en had problemen met zijn riolering. Of ik iets voor hem kon betekenen. ‘Maar natuurlijk’, had ik gezegd en ik stuurde onze goede partner Nijhof op mijn toekomstige klant af.

De man keek me nog altijd vragend aan terwijl ik de boerderij onderwierp aan een snelle inspectie.

‘Eh…’, aarzelde ik. Maar er was geen reden voor twijfel. Dit zou een mooi, uitdagend werk worden, op tien minuten rijden van ons kantoor. Ja, ik zag het wel gebeuren. Daarom knikte ik en zei: ‘In januari hebben we tijd. De tijd die rest kunnen we goed gebruiken om plannen te maken en voorbereidingen te treffen. Is dat wat?’

‘Mooi’, zei de man. Daarna leidde hij me rond over het terrein.

Hij, een veertiger, geboren en getogen in Italië, vertelde dat hij was gestopt met werken. Hij had een ICT-bedrijf verkocht en was aanbeland bij het volgende hoofdstuk in zijn leven. Samen met zijn schoonouders zou hij – zodra alles af was – de boerderij betrekken. Ik luisterde aandachtig en knikte zo nu en dan.

Na de bouwvakantie meldde hij zich op kantoor om de tekeningen door te spreken. Het project moest nog beginnen, maar ik had er zin in. Net als hij. We zouden de laatste details verwerken, de tekeningen technisch laten controleren en vergunningen aanvragen bij de gemeente. Daarna kon het beginnen.

Tot de verkopende partij van de boerderij mij op een dag opbelde: ‘Jullie zijn voor die man bezig, hè? Stop er maar mee, want het is een oplichter. We hebben de politie ingeschakeld.’ Het woord ‘betalingsachterstand’ viel. Ik fronste mijn wenkbrauwen en bleef rustig ademen. Dergelijke verhalen hebben meestal twee kanten. Zal wel meevallen, schoot het door mij heen. 

Diezelfde middag belde de man. ‘Er is wat gedoe. Het gaat misschien niet door. We hadden vrijdag afgesproken voor de tekeningen, maar ik denk niet dat het door kan gaan.’

Toen wist ik genoeg. 

Zo nu en dan komen we iemand tegen die de boel moedwillig flest. Zenuwachtig worden we daar niet van. We hebben nog nooit overwogen om onze bedrijfsprocessen er op aan te passen, hoewel advocaten daar steeds weer op aandrongen. Aangifte, dat is wat we doen. En ons verlies nemen.

Een volgende keer gaan we gewoon weer uit van het goede van de mens.

Het is de koers die we voorlopig – en ik hoop voor altijd – blijven varen. Als iemand iets zegt dan geloven we dat. Waarom? Omdat wij bouwers niet van de kleine lettertjes en de cijfers achter de komma’s zijn. Dat schiet niet op, het is niet werkbaar. We zijn doeners. Aanpakken.  

Nog een reden: het voelt niet prettig om zo te micromanagen. Als ik bij mensen aanschuif en mijn kaarten tegen de borst houdt, contractjes op tafel leg en met lastige dingen ga schermen krijgt de samenwerking al een knauw voor deze goed en wel is begonnen. Ik zit er niet op te wachten en zij evenmin. 

Naïef? Misschien wel. Maar ik noem het liever een basisvertrouwen in de goedheid van de mens. Mensen hangen aan mensen, een band is belangrijk. Ik kan wel vastleggen dat een dakpan rood is, maar als ik in een gesprek ooit heb gezegd dat het grijs is, dan is dát leidend voor de klant. Als je elkaar met briefjes om de oren gaat slaan ben je al te ver van huis.

Kortom: zand erover en door.

Recommended Posts

No comment yet, add your voice below!


Add a Comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *