Mensen van Mensink #10: Alex
De mensen van Mensink: wie zijn ze, waar zijn ze goed in en waarom doen ze wat ze doen? Vandaag: Alex van der Burg (32). ‘Iets moois maken van oud spul dat schots en scheef staat, dat vind ik leuk om te doen.’
Alex groeide op aan de rand van Berkel en Rodenrijs, onder de rook van Zoetermeer, in de Randstad dus. ‘Het laatste beetje buitengebied dat er nog was’, blikt hij terug. Vanuit zijn ouderlijk huis keek hij uit over de weilanden. In de verte zag hij het huis van zijn opa. Toen Alex elf was verhuisde het gezin naar het oosten, naar Broekland. Zijn vader kon hier werk krijgen.
Hoe vond je het dat jullie naar deze kant van het land verhuisden?
‘Mooi! Hoewel wij in het westen in het groen woonden, zagen we hoe alles om ons heen werd volgebouwd. De uitgestrektheid van deze omgeving past veel beter bij mij. Ik ben een buitenjongen. Net als mijn vader, die opgroeide op de boerderij. Of we zijn verdreven uit de Randstad? Zo zou je dat best kunnen zeggen, ja.
Welke opleiding heb je hier gevolgd?
‘Ik heb speciaal onderwijs gedaan, want ik ben zwaar dyslectisch. Ik kan amper lezen en schrijven. Mensen kunnen zich dat niet voorstellen, ik weet niet beter. In de loop van de tijd is het allemaal wel iets beter geworden, je kunt het tot op zeker hoogte ontwikkelen. Maar studeren is voor mij iets anders dan voor de meesten. Om die reden ben ik al op jonge leeftijd aan het werk gegaan, bij Pan-Oston in Raalte werkte ik tien jaar als poedercoater. Prima werk in een mooi bedrijf dat snel groeide. Maar wel eentonig en altijd binnen.’
Hoe ben je vervolgens in de bouw beland?
‘Ik heb timmeren en knooien altijd leuk gevonden, als tiener hielp ik mijn vader al met het opknappen van een oude boerderij tussen Broekland en Wijhe. Later kochten mijn vrouw en ik zelf een kluswoning in Wijhe, die ik helemaal van top tot teen onder handen heb genomen. Ik vond het heerlijk: lekker in de buitenlucht, afwisselend werk. Maar ja, een timmeropleiding ging ‘m niet worden voor mij. Bovendien praten we over 2013, het was crisis. Een paar jaar later zag ik een vacature bij Asbest Service Salland. In de tekst stond dat ze asbestsaneerders zochten die een gesaneerd dak ook kunnen vervangen door iets nieuws. Dat is mooi, dacht ik, als het meezit ben ik toch een of twee dagen per week aan het timmeren. Ik wist ook dat het bedrijf verbonden was aan Menisnk. Al na een paar weken werd ik meegestuurd de bouw op. Robin Dollenkamp, een ervaren timmerman bij Mensink, kwam handen tekort. Na een paar dagen had Gonard genoeg gezien en ben ik bij Mensink in dienst gekomen. Terwijl ik net al mijn asbestpapieren had gehaald, haha!’
Precies waar je op hoopte!
‘Eigenlijk wel, ja. Maar dat het al zo snel zou gebeuren had ik niet verwacht.’
Wat is het verschil tussen ‘knooien’ aan je eigen huis en timmeren voor een bouwbedrijf?
‘Er zijn verschillen, zeker weten. De afgelopen jaren heb ik het vak geleerd, eerst van Robin, later van Patrick. Dan heb je het over maatvoering, plannen, vooruitdenken, tekeningen lezen, noem maar op. Bij Mensink gaat alles er professioneel aan toe. Na zes jaar leer ik nog iedere dag bij, maar ik mis geen timmeropleiding. Ik heb mijn kennis in de praktijk opgedaan.’
In hoeverre vormt je dyslexie een belemmering als timmerman?
‘Lezen en schrijven is onderdeel van mijn werk, maar gelukkig werken we in teamverband. Ik ben inmiddels voorman en werk samen met Jaël en Wout. Het lezen en schrijven laat ik hen mooi doen. Dat is handig voor mij en leerzaam voor hen!’
Jij doet vooral verbouwprojecten. Waarom?
‘Iets moois maken van oud spul dat schots en scheef staat, dat vind ik leuk om te doen. Bij verbouw weet je nooit wat je tegen gaat komen. Het is meer improviseren.’
Tot slot, wat zijn je persoonlijke ambities en doelen?
‘Ik ben blij met mijn werk en ga voorlopig lekker zo door. Bovendien heb ik net een oude boerderijwoning gekocht aan de Raalterweg. Die ga ik helemaal opknappen, alleen de buitenmuren blijven staan. Daar ben ik dus wel even zoet mee. Ik dacht: als mijn vader het kan, kan ik het ook. Van mijn vrouw mag het nog één keer.’