Mensen van Mensink #17: Tristan

Tristan Mensink op Malta

Mensen van Mensink #17: Tristan

Tristan: ‘Ik heb nooit het gevoel gehad dat ik me moest bewijzen’

De mensen van Mensink: wie zijn ze, waar zijn ze goed in en waarom doen ze wat ze doen? Vandaag Tristan (25), lange tijd ‘de zoon van’, inmiddels bedrijfsopvolger. Er komt een dag en dan is Gonard ‘de vader van’.

In het laatste jaar van zijn mbo-studie marketing en communicatie liep Tristan stage op Malta. 2018, hij was jong, nu kon het nog. ‘Een paar klasgenoten gingen ook die kant op en ik spreek prima Engels.’ Een half jaar lang zorgde Tristan voor zichzelf: ‘s ochtends brood smeren, met de bus naar stage, ‘s avonds koken én afwassen. ‘Op mijn eerste werkdag kwam de bus een half uur te laat. En in plaats van het beloofde kwartier duurde de reis een half uur. Alsnog stond ik voor een dichte poort, het bedrijf was vergeten dat ik kwam. Terwijl ik een paar dagen ervoor nog kennis had gemaakt.’

Lang leve de lol

Vóór Malta was Tristan een jongen die deed wat hij moest doen. School ging hem goed af, hij had veel vrije tijd. Eerst was er de Playstation 2, daarna kwam de Playstation 3. ‘Lang leve de lol, ja. Ik ben jong geweest, in tegenstelling tot mijn vader, die zich al vroeg bemoeide met het boerenbedrijf van mijn opa. Als ik al hielp thuis, was dat op de boerderij: grasmaaien. Het bouwbedrijf, dat mijn vader voor mijn geboorte uit nood was begonnen, ging voor een groot deel langs me heen. Ik vond het niet zo boeiend, zag er geen toekomst in voor mezelf.’

Alleen tijdens vakanties hielp Tristan mee in de bouw. Lichte werkzaamheden. Hij haalt zijn telefoon uit zijn zak en laat een foto zijn van zijn ruggenwervel van vóór de operatie, nu ruim tien jaar geleden. De S-vorm is duidelijk waarneembaar – Tristan heeft scoliose. ‘Mijn rug kan niet veel hebben, de bouw is eigenlijk niet aan mij besteed. Ik denk dat mijn vader me om die reden ook altijd een beetje gespaard heeft. Al vond hij zes weken niets doen te veel van het goede. Dat kan ik ook wel begrijpen.’

Medewerkers van Mensink hebben hem lang als ‘de zoon van’ gezien. Tristan: ‘Daar was ik me toen niet zo van bewust. Maar als ik niet in mijn eentje in het magazijn stond, ging ik met Coen mee de bouwplaats op. Inmiddels weet ik wat dat betekent: hij is de timmerman met het meeste geduld. Als Coen je niet meer mee wil hebben, kun je beter inpakken. Dat de meesten niet op mij zaten te wachten, kan ik best begrijpen, want ik was toen niet geïnteresseerd in de bouw.’

Mee met Coen

Tristan ziet een heel andere toekomst voor zich: het bedrijfsleven. Mede op advies van zijn vader gaat hij marketing en communicatie studeren aan het mbo. En na zijn eindstage op Malta begint hij aan een hbo-opleiding bedrijfskunde. Maar als er iemand weggaat op de administratie bij Mensink, stapt Tristan toch weer binnen bij het familiebedrijf. ‘Het was een goede kans om ervaring op te doen. Bovendien is een beetje geld nooit weg.’

‘Ik heb altijd gedacht dat hij maar wat deed’

Daarna verandert er veel in korte tijd. Binnen de kortste keren gaat Monique – de andere administratief medewerker – met pensioen en stopt Tristan met zijn hbo-studie. ‘Ik bleek het bouwbedrijf veel interessanter te vinden dan school. Ik kan uit al die jaren misschien drie docenten opnoemen die ik mag, waarbij ik zoiets had: die snappen wat het bedrijfsleven inhoudt. Een pipo die vier dagen per week lesgeeft en één dag werkt is dan zogenaamd iemand uit de praktijk. Ik denk dat mijn tijd op Malta iets in mij heeft losgemaakt. Wat we hier hebben is niet vanzelfsprekend.’

Inmiddels is Mensink Bouwbedrijf Tristan’s opleiding bedrijfskunde. Mede vanwege zijn vader, die hij inmiddels consequent Gonard noemt. ‘Ik heb altijd gedacht dat hij altijd maar wat deed, dat het bouwbedrijf uit hand was gelopen. Later ontdekte ik dat het anders zit. Ik krijg altijd een slim en doordacht antwoord als ik hem om advies vraag. Gonard denkt anticyclisch, gaat tegen de stroom in en probeert anderen een stap voor te zijn. En hij geeft me veel vrijheid. Dan zegt hij: ‘Ik ga je niet helpen herinneren hoe je je werk moet doen, dat doet de belastingdienst wel.’ Dat vond ik lastig in het begin, maar het heeft me erg geholpen.’

Van goede wil

Sinds 2017 werkt Tristan in vaste dienst en inmiddels doet hij veel meer dan de administratie. Hij neemt steeds meer taken van zijn vader over en regelt veel operationele zaken. Voor nieuw personeel is hij het aanspreekpunt. Ook de oudere garde, zij die hem ooit zagen als ‘de zoon van’, zien hem als een vaste waarde. ‘Ik heb nooit het gevoel gehad dat ik me moest bewijzen, in ieder geval niet tegenover anderen. Die cultuur heerst hier niet. Eerder andersom, de jongens van het eerste uur – Menno, Michel, Jurgen – hebben me alleen maar geholpen. Omdat ik nu wel wilde.’

Als zoon van ligt het in de lijn der verwachtingen dat Tristan op termijn mede-eigenaar wordt van het bedrijf. ‘Dat onderwerp houdt me bezig en ik heb er goed over nagedacht of ik het wel wilde. Ben ik niet te jong? Marten en Gonard zeiden terecht dat ik niet meteen de leiding hoef te nemen als compagnon. Er is nog tijd om te leren. Het belangrijkste is dat ik denk dat ik hier gelukkig kan zijn. De sfeer is prettig en uniek, iedereen is van goede wil. Van het bouwen gaat mijn hart nog steeds niet sneller kloppen. Het zijn de mensen waarvoor je iets kunt betekenen, zowel klanten als medewerkers.’

Geen kopie van Gonard

Hij wil geen kopie worden van zijn vader en is vastberaden om het beter te doen. Lacht: ‘Dat wordt nog een hele opgave, want steeds als we van mening verschillen, blijkt de man weer gelijk te hebben. Daarin schuilt natuurlijk ook een gevaar. Mensink is altijd heel afhankelijk geweest van Gonard, later van Gonard en Marten. Tijden zijn veranderd, het bedrijf is gegroeid. Zowel Gonard als Marten willen wat afstand nemen van de dagelijkse praktijk en zich richten op nieuwe ontwikkelingen en kansen in de markt. Het is kortom tijd om bestaande bouwstenen aan te vullen met wat nieuwe.’

Het mes van vertrouwen snijdt aan twee kanten

Gonard Mensink in een Harwoonie flexwoning

Het mes van vertrouwen snijdt aan twee kanten

Ik had de eer om een paar woorden te wisselen met de burgemeester van een niet al te grote gemeente in Noordoost-Nederland. Hoe we precies op het onderwerp kwamen weet ik niet meer. Voor mij leek de opmerking uit het niets te komen. De burgemeester ging wat rechter op staan en zei: ‘Vierhonderd FTE,’ daarmee doelend op de loonlijst van het stadhuis. ‘En dan zoeken we ook nog eens honderd mensen. We hebben een personeelstekort!’ Hij glunderde.

Betrouwbaar, eerlijk, recht door zee

Bij Mensink staat de poort open voor iedereen. Ik wilde schrijven: ‘voor mensen met een rugzakje’, maar dat slaat nergens op. Hebben we niet allemaal een rugzakje? Is de rugzak van sommigen te zwaar of weten wij de inhoud niet op waarde te schatten? Hoe dan ook: we gooien de deur niet zomaar dicht, ook niet als er wat meer aandacht nodig is om iemand op weg te helpen.

Daan is een geweldig voorbeeld. Hij heeft PDD NOS, een stoornis in het autismespectrum. Geluiden komen bij hem ongefilterd binnen en hij houdt niet van drukte en grote groepen. Draai je Daan om, dan zie je iemand die een goed oog voor detail heeft en nauwkeurig en perfectionistisch is. Hij is zeer betrouwbaar, eerlijk en recht door zee. We namen (en nemen) hem serieus en nu werkt hij vijf dagen per week als terrein- en werkplaatschef. Daan haalt materialen op, brengt spullen weg en verzorgt het onderhoud van gereedschappen.

‘Als jullie er niet meer zijn valt alles weg’

Bij mensen als Daan komt er via de gemeente vroeg én laat een jobcoach aan te pas, iemand die het belangrijk vindt om mij te vertellen wat ik moet doen. Ik zit daar niet op te wachten en laat dat ook duidelijk merken. Hun toegevoegde waarde is me na al die tijd nog steeds niet duidelijk, toch blijven ze zich opdringen. Laatst zei er een: ‘Het is mooi dat jullie X een kans geven, maar ook kwetsbaar. Als jullie er niet meer zijn valt alles weg voor X.’

Toen brak m’n hamer. We zijn hier al dertig jaar iedere dag! De poort staat altijd open. We hebben plichtsbesef en komen iedere ochtend ons bed uit, zodat de koffie klaarstaat als iedereen zich om zeven uur meldt. In al die tijd ben ik één jobcoach tegengekomen die het wel helder zag. Die zei: ‘Het geld dat ik krijg, moeten ze eigenlijk aan jullie geven.’

Martin Kniest en Johan Middelkamp

Voor de helderheid: dat geld hoef ik niet. Iets voor iemand betekenen, dáár worden we blij van. Het is onbetaalbaar om jongens als Daan een kans te geven en ze op te zien bloeien, vraag maar aan Martin Kniest van Matz Carwash en Johan Middelkamp van Sallandse Wegenbouw. Maar na die opmerking over geld van de verstandige jobcoach zag ik wat ik al langer denk opnieuw helder voor de geest: de overheid wil zaken regelen waar het helemaal niet goed in is. Wie heeft daar nou eigenlijk wat aan?

Ik dacht aan de burgemeester van de niet al te grote gemeente met zijn personeelstekort. Wat voor hem en voor ons zou helpen: een overheid die vertrouwt op marktpartijen die niet bang zijn om te investeren in mensen, talent herkennen, ervoor gaan en dóén. Ik weet zeker dat wij dan nog veel meer kunnen betekenen voor mensen. En dat het met die instelling op het gemeentehuis leger en leger zal worden. Dat zijn twee vliegen in één klap.