‘On fire’ in Porto, verslag van onze (veel te lang uitgestelde) reis

We hebben er lang op moeten wachten, maar afgelopen weekend gingen we eindelijk, eindelijk, eindelijk weer eens op pad met de hele bubs. Veertig kerels en één dame (Jaël), waaronder achttien debutanten. Bestemming: het zonovergoten Porto, zorgvuldig gekozen door de feestcommissie vanwege het klimaat, fraaie ligging aan de Douro rivier, bruisende sfeer en gemoedelijkheid. Weer eens wat anders dan het grimmige, gure en grijze Krakau, de bestemming van onze laatste trip in 2020.

Paspoort vergeten

Op vrijdag verzamelden we bijtijds in Broekland en stipt om negen uur arriveerden we op luchthaven Schiphol. Vlak voor het inchecken kwam Gonard erachter dat hij zijn paspoort was vergeten. Welke vijftigplusser laat zijn tas dan ook inpakken door zijn vrouw? Celis, een van de debutanten, had het nog gevraagd in de bus: “Is het in al die jaren voorgekomen dat iemand z’n paspoort vergat?” Nooit, antwoordden we – wijzend naar Eerhard, die als vanouds alleen paspoort en telefoonoplader had ingepakt – iedereen vergeet altijd van alles, maar legitimatie, nee dat niet. Gonard besloot het er op te wagen en kon zo doorlopen bij het inchecken. Dat beloofde veel goeds.

Turbulentie

In Porto arriveerden we exact volgens schema rond drie uur in de middag. Complimenten voor de planning zou je zeggen, maar het was meer geluk dan wijsheid. Het vliegtuig was een uur vertraagd vanwege technische mankementen (iets met een kabeltje dat los zat, waarop wij en masse onze kennis begonnen te delen: “Probeer eens een kroonsteentje!” “Zit het te los? Ducttape! Zit het te vast? WD40!”) Het tijdsverschil hief de vertraging keurig op. Op tijd in Porto dus, ondanks de turbulentie die ontstond toen Michel opstond van zijn stoel.

Lokale economie steunen

In Porto gingen we verder met waar we in het vliegtuig mee waren begonnen: de lokale economie steunen, ondernemers uit het drassige moeras trekken die de corona pandemie had veroorzaakt. Om stipt 14.06 werd de bodem van de biervoorraad in het vliegtuig bereikt. Ze namen het bier toch mee om te verkopen, om passagiers een fijne, rozige tijd te geven? En dat gold toch ook zeker voor die ondernemer van de kiosk die we tegenkwamen onderweg naar ons hotel? Hij had toch zeker geen bier koud gezet om het ‘s avonds allemaal zelf op te drinken? Dat bier was voor ons, allemaal, tot aan het laatste blik.

Mais dez cervejas

Aangekomen in Hotel Selina werd ons geduld pas echt op de proef gesteld. De fusten waren reeds aangeslagen en ook nog vol, maar het hotel beschikte over slechts tien bierglazen. Halve liters, dat wel, maar dan nog: slechts tien. De oplossing: opdrinken en doorgeven. Dus al snel klonk het: “Dez cervejas por favor. Doordrinken! Mais dez cervejas, por favor. Leeg! Doe nog maar een blaadje. Senhor, podemos tomar mais dez cervejas?” En wonderwel: het werkte! Iedereen bleef gehydrateerd. En dat was nodig, want de zon scheen, het was behaaglijk in Porto. Vijftien graden, wat een weelde.

Wout in de regen

Eenmaal in de stad – op een van de bruggen die beide helften van de stad met elkaar verbindt – besloten we Wout te bellen, die thuis was gebleven omdat hij zo nodig aan zijn eigen huis moest knutselen. Achter ons stroomde het azuurblauwe water in de Douro rivier richting zee. De vogeltjes floten, Portugese dames met hoeden en jurken flaneerden over de trottoirs. De verbinding kwam tot stand. ‘Wouter! Even een kleine impressie. Zoals je ziet mis je er weinig aan. Hoe is het da-” Wout was alweer weg. Het beeld van een verregende Wout met troffel in zijn hand loste op in de aangename lentelucht.

Cultuur snuiven

Met een fris gemoed vervolgden we onze stadswandeling. Van de Avenida dos Aliados, de belangrijkste laan in het historisch centrum van Porto, naar de Sé Catedral en Casa da Música. Alles werd uitvoerig bekeken, lokalo’s werden aangesproken: “Waar kijken we naar? Is dit oud? Hoe is het gebouwd? Is dit typisch Portugees? Zijn dit bakstenen?” Cultuur werd opgezogen als een spons: wat een verrijking, wat een cultuur, wat een historie. We zagen Porto zoals we Porto nog nooit gezien hadden.

Port drinken

Zwaar voldaan streken we neer op een leeg terras, dat met onze komst ineens vol zat. Je moet de uitdroging voor zijn en dus laafden we ons aan koude cervezas en lieten we flessen Port ontkurken. “Mocinha, sirva mais um.” Je bent in Porto of je bent niet in Porto. De ene helft vond Port te pruimen, de andere helft gaf toch de voorkeur aan haar goudgele tegenhanger. Waarop de ene helft zich besloot te ontfermen over de glazen van de andere helft. Niemand kwam tekort. De rest van de dag in een paar woorden: kroeg, pizza en zere kuiten. Porto is gebouwd op zeven heuvels en dat hebben we geweten.

Bowlen = traditie

En de zaterdag? Fris en fruitig natuurlijk, de meesten althans, of in ieder geval een deel, een paar. Cultureel waren we nog allerminst verzadigd en dus vervolgden we onze tocht in een poging onze honger naar historie en verhalen te stillen. In drie groepen trokken we uiteen, om elkaar later die dag bij de bowlingbaan weer te treffen. Vier uur stipt, zo hadden we het geregeld. Bowlen is vaste prik dus dat moest doorgaan. Maar eerst: Igreja do Carmo en Igreja do Carmelitas, twee kerken die van buitenaf één grote kerk lijken. We waren nog zo vluchtig voorbij zoiets moois gelopen.

Vier uur stipt was de groep weer compleet. Dorstig alweer, want het kwik was gestegen naar twintig graden die dag. Vol goede zin meldden we ons bij de balie van het bowlingcentrum. “Heeft banen voor een groep van eenenveertig?” “Quatorze você diz?” “Nee, vier één, niet één vier.” Nou goed, dat werd niet bowlen. Maar we zijn wel bij een bowlingbaan geweest! We dronken er bier en hoefden niet steeds op te staan. Een acht!

Bad desire, Luuk on fire

Eenmaal weer buiten keken we elkaar aan, wat zullen we dan doen? Nu kwam het aan op improvisatie. Na lang wikken en wegen besloten we andermaal een van de mooie terrassen die Porto rijk is te bewonen. We geven de lokale economie graag een impuls, zo zijn wij. De rest van de dag werd gekenmerkt door drinken, eten (veel vlees op grote borden) en karaoke, alwaar Luuk en Eerhard de show stalen. Hoewel: Eerhard zong de tent bijna leeg met zijn Nederlandstalige nummer. Maar Luuk, man… Portugese dames slopen naar voren, ogen twinkelden, hij werd aanbeden. Terwijl hij zong: ‘Hey little girl, is your daddy home? Did he go and leave you all alone? Mhmm I got a bad desire. Oh, oh, oh, I’m on fire.’

Biertorens

Niets en niemand kon daar overheen. Die dag niet, het hele weekend niet. Zelfs biertorens voor vijftien euro niet, al kwam dat nog het meest in de buurt van de pure levensvreugde die Luuk opriep met het lied van Bruce Springsteen. Dronken van geluk en met een gat in ons geheugen keerden we tussen drie en vier uur ‘s nachts terug naar ons hotel, om ons de volgende ochtend om zeven uur bepakt te melden op de binnenplaats. Eerhard was het snelst, die griste zijn paspoort van zijn nachtkastje, trok zijn telefoonlader uit het stopcontact en stond klaar.

Dromen over Porto

Vanaf dat moment werd het stiller en stiller. De man van de kiosk veerde op toen we zijn stal passeerden op weg naar het vliegveld. Hij wees triomfantelijk naar de koelkast, waar een verse lading koude biertjes stond te wachten op belangstelling. Maar er was geen belangstelling. Er sloeg een ijskoude stilte neer op de straten en pleinen van Porto. Ook in het vliegtuig bleef het stil. We sloten onze ogen en droomden over Porto, over al het moois dat we hadden gezien, over ons bowlingavontuur, over ondernemers met wie we eeuwige vriendschappen hadden gesloten. En wie goed luisterde, wie heel goed luisterde hoorde in de verte: ‘Only you can cool my desire. Oh, oh, oh, I’m on fire.’

Recommended Posts