Mensen van Mensink #22: Frank en Stefan
Frank en Stefan: broers van een andere bloedgroep
De mensen van Mensink: wie zijn ze, waar zijn ze goed in en waarom doen ze wat ze doen? Vandaag broers Frank (26) en Stefan (23). De een is deskundig toezichthouder asbest, de ander timmerman.
Wie ze samen aan tafel ziet zitten voor dit gesprek en hun verhaal aanhoort denkt: die zijn uit de lucht komen vallen. Het is het lot, puur toeval – of een beetje van beide. Frank kwam eerst, bij Asbest Service Salland. Kort daarna zijn broertje Stefan, bij Mensink, omdat er bij Asbest Service Salland geen plek was. Dat het allemaal ook totaal anders had kunnen lopen is wel duidelijk na een tijdje praten. Maar goed, ze zijn hier nu eenmaal en eigenlijk bevalt het ze ook best.
Frank was het zat
Eerst Frank maar eens. Hij is een horeca-jongen. Jarenlang werkte hij in de keuken, als kok. Acht jaar om precies te zijn. Bij Pa & Ma in Schalkhaar, hotel Gaia in Deventer, Broeders in Zwolle, Da Mario in Deventer. Hij vindt koken heel leuk, maar het is hard werken voor weinig. Weinig waardering en weinig geld. Als zijn vrienden de kroeg in gingen, stond hij te buffelen. Frank was het zat. Een goede vriend van hem, Ian Mensink – hij trekt de kar bij Asbest Service Salland – zei: ‘Anders probeer je het een weekje hier.’
De reactie van Frank, drieënhalf jaar geleden: ‘Ik kan het wel even proberen.’ Het was een hele verandering, in het begin versliep hij zich nog weleens. Wat wil je: ineens om zeven uur ‘s ochtends beginnen in plaats van om drie uur ‘s middags. Maar de vrijheid beviel hem meteen. En het vaste schema. ‘Op maandagmorgen beginnen, op vrijdagmiddag klaar: heerlijk. In de horeca liep alles door elkaar. De eerste vrije vrijdagavond ben ik meteen gaan bowlen, en de zaterdag erop de kroeg in.’ Ook niet onbelangrijk: qua salaris ging hij er flink op vooruit. ‘Vijfenzeventig procent, geloof ik. Met alleen een driedaagse cursus.’

Stefan werd er gek van
De ouders van Frank en Stefan hadden een café: café Boskamp Niet gek dus dat Frank als vierjarige al achter de (speelgoed)pannen stond. Maar hun vader was óók dakdekker. Stefan: ‘Van woensdagavond tot en met zondag stond hij in het café, van maandagochtend tot woensdagmiddag op het dak. Mijn broer vond de horeca interessant, ik sloeg meer aan op de bouw. Ging redelijk vaak met mijn vader mee het dak op.’ Maar toen hij klaar was met de havo ging hij hbo rechten doen. ‘Waarom weet ik ook niet. Ik begon op het gymnasium, misschien voelde ik dat het van me werd verwacht.’ Al in de eerste week had hij door dat een rechtenstudie niets voor hem was. Hij stapte over naar hbo bouwkunde. ‘Dat vond ik inhoudelijk leuker, maar hele dagen achter de laptop beviel me niet. Het was coronatijd. Ik werd er helemaal gek van.’
Hij kan het wel, leren, maar hij vindt er geen klap aan. Stefan zei tegen zijn ouders: ‘Ik wil stoppen met school.’ Is goed zeiden zij, maar dan ga je aan het werk. Stefan vroeg aan zijn broer: is er bij Asbest Service Salland nog plek? Dat was er niet. Dan maar een deurtje verder, naar Mensink. Daar kon hij wel terecht. Na drie maanden kwam Gonard naar hem toe: ‘Allemaal leuk en aardig, maar je moet wel je papiertjes hebben.’ Stefan ging weer terug naar school. Naar Bouwmensen. Niveau 2 heeft hij inmiddels in de tas, met niveau 3 is hij halverwege. ‘Dit wil nog wel, de meeste tijd ben ik gewoon aan het werk.’
‘Timmeren vind ik hartstikke geweldig’
Hoe toevallig ook allemaal – want waar was Stefan nu als zijn broer niet bevriend was geweest met Ian, om maar eens iets te noemen – hij is op zijn plek bij Mensink. ‘Op basis van wat ik hier de afgelopen drie jaar heb gezien, denk ik: hier wil ik nog lang blijven.’ De vrijheid spreekt hem aan. En de mensen, want die zijn ‘hartstikke leuk, de meesten althans’. Wat ze bouwen, hoe ze bouwen is niet standaard, ook dat past hem. ‘Timmeren vind ik hartstikke geweldig. Bij Mensink hoef je niet weken achter elkaar deuren af te hangen.’
Net als zijn broertje haalt Frank voldoening uit zijn werk, al is hij eerlijk: het vak stelt niet zoveel voor. ‘We moeten netjes met het asbest omgaan en zorgen dat de buitenwereld niet beschadigd raakt. Er zijn veel regeltjes.’ De eerste drie jaar had hij daar weinig mee van doen, maar Frank is sinds kort zelf deskundig toezichthouder asbest. En dus is híj́ nu verantwoordelijk. Als ze alleen asbest hadden gedaan was Frank al weggeweest, maar het leuke, zegt hij, is dat ze ook daken terugleggen en dichttimmeren. Ambitie om timmerman te worden heeft hij niet. ‘Ik denk niet dat ik dit mijn hele leven ga doen.’

‘Café Boskamp zou het mooiste zijn’
Logisch wel. Het stond al vroeg vast: Stefan was de maandag-tot-en-met-woensdagjongen, Frank de woensdag-tot-en-met-zondagjongen. Bloed kruipt waar het niet gaan kan. Frank blijft dit werk nog wel een paar jaar doen, maar iets anders lonkt ook: café Boskamp. Zijn ouders hebben die tent een paar jaar geleden overgedragen. Niet aan hun zoon, ze vonden dat hij er nog niet klaar voor was. ‘Daar hadden ze misschien ook wel gelijk in. Maar misschien dat het ooit nog een keer terugkomt.’ Meer dan drie jaar heeft hij nu kunnen genieten van vrije weekenden. Gefeest, alles erop en eraan. Maar vraag hem met het mes op de keel ‘bouw of horeca?’ dan antwoordt hij meteen: horeca. ‘Waarschijnlijk zet ik ooit de stap terug. Café Boskamp zou het mooiste zijn.’
Stefan wil in de toekomst zijn eigen bus bij Mensink. Voorman worden dus. Maar eerst niveau 3 afronden – en dan nog een tijdje met iemand meelopen. ‘Ik heb al eens gedacht: ik ben eraan toe. Toen ben ik meteen finaal op m’n plaat gegaan.’ Robin Dollekamp, de voorman van Stefan, zei: ‘Prima, ga het maar doen dan. Zoek je informatie op, maak maar een plan.’ Stefan ging aan de slag, maar al vrij snel concludeerde hij: ‘Ik begrijp er geen pepernoot van.’ (Zijn woorden.) Wat het precies was, voert te ver, maar de conclusie: bij voorman zijn komt heel wat kijken. Stefan: ‘Eerst nog maar eens goed kijken.’