Mensen van Mensink #9: Taras

Mensen van Mensink #9: Taras

De mensen van Mensink: wie zijn ze, waar zijn ze goed in en waarom doen ze wat ze doen? Vandaag: Taras (47). ‘In Nederland word je als gelijke behandeld in plaats van als slaaf of minderwaardig.’

Voor dit interview hebben we gebruikgemaakt van een tolk.

Waar kom je vandaan en hoe groeide je op?

‘Ik heb het grootste gedeelte van mijn leven in Lviv gewoond, in het westen van Oekraïne, op ongeveer tachtig kilometer van de grens met Polen. Als kind was ik heel sportief, ik voetbalde en kanoëde hele dagen. Mijn vader is overleden toen ik vier maanden oud was. Mijn moeder moest daardoor hard werken om zichzelf en haar kinderen te onderhouden. Ze werkte in een fabriek waar tegels, wasbakken, wc-potten en dergelijke worden geproduceerd.’

Wat wilde je worden als kind?

‘Taxichauffeur! Want ik vind auto’s interessant. Maar toen ik mijn rijbewijs haalde was ik nog geen achttien, ik mocht dus nog niet rijden. Toen ben ik naar het bouwcollege gegaan. Waarom? Die school was vlakbij ons huis en je moet toch iets kiezen! Als kind had ik al begrepen dat je hard moet werken als je iets wilt bereiken in het leven. Ik hoefde maar naar mijn moeder te kijken om dat te beseffen.’

Wat voor werk heb je gedaan na je opleiding?

‘Ik heb altijd binnenshuis gewerkt: kleine verbouwingen, ruimtes aftimmeren, dat soort dingen. De laatste jaren in Oekraïne had ik een eigen bedrijf met een paar man personeel. Tot ik op een dag een bericht kreeg van vrienden die in Nederland werkten. Dat was nog voor de oorlog begon. Ze zeiden: ‘Er is een plek waar je goed verdient en ook kan wonen. Kom je ook?’ Dat was in Den Haag. Het salaris klonk zeer interessant, dus ben ik gegaan, terwijl mijn vrouw en twee kinderen achterbleven in Oekraïne. Het idee was: ik werk een tijdje in Nederland en dan ga ik terug.’

En toen brak de oorlog uit.

‘Inderdaad. Een nachtmerrie. Ik zei meteen tegen mijn vrouw: ‘Jullie moeten hierheen komen.’ Dat wilde ze in eerste instantie niet, maar we hebben het wel geregeld. Met vrienden in Nederland legden we geld bij elkaar om een sterke terreinauto te kopen voor het Oekrainse leger. Die wagen bracht ik naar de grens, mijn vrouw en kinderen gingen mee naar Nederland.’

Waar moest je aan wennen toen je in Nederland in de bouw ging werken?

‘Het werk is vergelijkbaar, ik ken de bouw. Hoewel het werken in Nederland specialistischer is. Ik ben gewend om alles te doen: van timmeren en metselen tot betegelen. Ik heb in Oekraïne gewerkt, maar ook in Tsjechië, Polen en Zwitserland. Typerend voor Nederland is dat je als gelijke wordt behandeld in plaats van als slaaf of minderwaardig.’

Hoe ben je bij Mensink terechtgekomen?

‘In Den Haag werd ik getipt over tinyhouses voor vluchtelingen in de buurt van Raalte. Ik besloot ons aan te melden en we kregen een woning. Eenmaal hier ontdekte ik dat er om de hoek bij ons nieuwe huis een bouwbedrijf zat. Gonard ontving me met open armen en ik kon meteen aan het werk. Dat was vorig jaar zomer.’

Hoe is het contact met je Nederlandse collega’s?

‘Prima. Werkinhoudelijk verstaan we elkaar. Slechts af en toe gebruiken we Engels of een vertaalapp. Binnenkort komen er wat Oekraïense timmermannen bij bij Mensink. Die zal ik wegwijs maken en inwerken. Mijn zoon gaat in Heino naar school en kan inmiddels goed Nederlands. Van hem leer ik veel. Als ik iets niet begrijp kan hij me helpen.’

Hoe vind je het leven dat je leidt in Nederland?

‘Super. Ik kan lopend naar mijn werk, mijn kinderen gaan naar school, mijn vrouw werkt bij TCR als schoonmaakster. Als ik niet aan het werk ben help ik mijn kinderen met huiswerk of ik ga vissen in een vijver hier vlakbij. Voor nu is mijn leven goed, al weet ik niet hoe onze toekomst eruit ziet. Of Oekraïne de oorlog gaat winnen is geen vraag: de oorlog zal eindigen zoals deze ook is begonnen. Daarna moeten we bepalen of we teruggaan of niet.’

Je bent timmerman, zie je in de toekomst een rol voor jezelf weggelegd bij het heropbouwen van je land?

‘Ik bouw dit jaar honderd huizen en in 2024 tweehonderd. Als ik daarmee klaar ben, ga ik daarover nadenken.’

Waar zijn ze, bouwmensen die het spel willen spelen?

Waar zijn ze gebleven, bouwmensen die het spel mee willen spelen?

‘Wat voor gereedschap heb je nodig?’ vroeg ik aan Taras, de timmerman uit Oekraïne die sinds juni voor ons werkt. Zijn antwoord: ‘Alles heb ik nodig. Alles, inclusief een eigen bus!’ Hij meende het, daarvoor ken ik hem inmiddels goed genoeg. Taras heeft geleerd voor zichzelf op te komen en daarbij: hij wil door. Niet alleen op de bouw, in het hele leven. Het zijn goede ingrediënten om op een dag in zo’n felbegeerde Mensink-bus rond te rijden. Ik glimlachte. Waar zijn ze gebleven, deze bouwmensen?

Taras’ unieke werkhouding, zijn hele zijn, legt een fenomeen bloot waar wij – de lezers van deze MKB-special – in toenemende mate last van hebben: jongens (het zijn vooral jongens) in de bouw die met fluwelen handschoentjes zijn grootgebracht. Als we verder willen, meters willen maken in de bouw – en dat willen we – hebben we mensen nodig die het iets kan schelen. Mensen die met de juiste aanwijzingen en input gáán, mensen zoals Taras. Waar zijn ze?

Over een paar maanden moeten 76 flexwoningen verrijzen in een weiland in de gemeente Olst-Wijhe, een semi-permanente oplossing voor de heersende woningnood. De druk is hoog, ik schaak op vijftien borden. Ik wil door en zoek dus naar mensen en samenwerkingspartners die vooruit willen, verantwoordelijkheid nemen. Dat valt niet mee.

Al in januari benaderde ik een producent van dakbedekking voor een offerte. Ik voegde een uitleg toe, stuurde de tekeningen mee. Na twee weken radiostilte belde ik maar eens op: geen duidelijkheid. Een maand later: ‘Ik ga volgende week op vakantie, moet dat nu nog?’ Ik: ‘Ja, de tijd begint te dringen. Ik rij nu naar je toe.’ We spraken af: hij zou met een prijs komen, ik zou de details verder uitwerken. Na twee weken belde de man op: ‘Waar blijven de details?’ 

Zo gingen twee maanden verloren. Het is een voorbeeld uit duizenden: lekker lang achterover leunen, wanneer het kan vragen terugschuiven op andermans bordje. Ik besloot geen moeite meer te doen en schakelde een andere partij in waarmee het binnen een week allemaal geregeld was. Het dak van de proefwoning ging in productie, twee weken later was het geplaatst. Het kan dus wel, maar het is steeds vaker zoeken naar een speld in een hooiberg. 

Waar zijn de fanatiekelingen gebleven die het spel mee willen spelen, die beslissingen durven te nemen en in staat zijn om de boel mee te krijgen in hun eigen organisatie? Laatst had ik een conflict met een medewerker op onze financiële administratie. Wijzend naar een of andere rekening zei ik: ‘Hoe heb je dat zo de wereld in kunnen sturen zonder mijn goedkeuring?’ Waarop hij zei: ‘Ik kan je wel steeds vragen overal naar te kijken, maar dan blijft alles liggen. Negen van de tien keer gaat het goed. Ik accepteer de keer dat het fout gaat.’ Ik was even stil, keek hem aan en zei: ‘Ga zo door.’

Deze column verscheen in Cobouw #3, 2023.