Na twintig jaar de varkensstal ontgroeid

'Veel van onze jongens zijn bij ons als leerling begonnen.'

Bezoek van Cobouw. Hoe het toch kan dat wij, vanuit de provisorische varkensschuren die we kantoor noemen, een serieus bedrijf kunnen runnen en goede naam hebben opgebouwd in de regio? Nou, dat hebben we maar eens even piekfijn uitgelegd. Het verhaal zoals verschenen in Cobouw lees je hieronder.

“Ga jíj een bouwbedrijf beginnen? Haha!” Boerenzoon Gonard Mensink kan het zich nog goed herinneren: hoe de collegae in het Sallandse hem weglachten toen hij hen zo’n kleine twintig jaar geleden vertelde over zijn plannen. Inmiddels is Bouwbedrijf Mensink een gevestigde naam in de regio. Portret van een eigengereid aannemersbedrijf.

Twee non-descripte, gekoppelde woonhuizen met daaraan vast twee schuren. Daarnaast een oude varkensstal. Het is dat er tegen de voormalige stal een bouwbord rust met daarop de naam en het logo. Maar wie een prestigieus kantoorpand verwacht, zou er zo voorbij rijden: het kantoor van Bouwbedrijf Mensink in Broekland, gemeente Raalte.

De ontvangstruimte is al niet veel anders. Piece de resistence: een meterslange tafel. Er is een pantry met een koffieautomaat. Onder een afdakje met rode pannen – ‘voor de sfeer’ – staat de terrine voor de gehaktballen, geflankeerd door de al even onvermijdelijke knijpflessen mayo en ketchup. En langs de wand zijn uit nood twee plekken gecreëerd waaraan staand kan worden gewerkt – in de naastgelegen kantoorruimte was geen ruimte meer.

Een groter contrast met de veelal strakke, loftachtige woningen die Mensink bouwt is bijna ondenkbaar. Voor sommige bezoekers is dat even wennen. Zoals voor de directeur van een grote producent van verwarmingsketels- en -pompen die zijn huis door Mensink wil laten bouwen. De state of art website en de projecten die hij had bekeken, spraken zeer tot zijn verbeelding. De eerste keer op kantoor aan de lange tafel was ‘even slikken’. Dit was ‘niet helemaal wat hij in zijn hoofd had’.

Zo’n reactie: bij Mensink hebben ze er begrip voor. Tegelijkertijd staan ze er niet meer van te kijken. “De meeste klanten vinden het prachtig. ‘Ons geld gaat tenminste niet in een duur kantoor zitten’, zeggen ze dan,” vertelt Gonard Mensink (50), die samen met zijn oudere broer Eerhard (51) en Marten Jansen (47) de directie vormt.

Een bouwbedrijf dat gaat als een speer – zowel het aantal medewerkers als de omzet zijn in een paar jaar tijd verdubbeld, tot respectievelijk een kleine 40 en ongeveer 10 miljoen euro. Wat maakt deze regionale mkb-bouwer zo succesvol? En, hoe te voorkomen dat het succes Mensink boven het hoofd groeit?

‘Ik ben redelijk handig: wat mijn ogen zien, maken mijn handen’

Ambitieus is Gonard naar eigen zeggen altijd al geweest. Belangrijke trigger daarbij: zijn dyslexie. Hij heeft vooral moeite met schrijven. Voor dictees haalde hij op school steevast een 2 of een 3. Terwijl hij voor tekstanalyse zomaar een 10 kon scoren. Gonard, gezeten aan de lange tafel in de voormalige varkensschuur die nu dienst doet als kantoor, vergaderruimte annex kantine: “Dan wil je toch laten zien dat je niet achterlijk of dom bent.”

Boer worden was zijn grootste wens. Het liefst wilde hij het gemengde bedrijf van zijn vader overnemen. Hij volgde de Middelbare Landbouwschool. Maar Mensink-senior voelde zich destijds nog te jong om te stoppen. En om te kunnen voorzien in het bestaan van meerdere families: daarvoor leverde het bedrijf gewoon te weinig op. Deelnemen in de maatschap, meer zat er voor Gonard niet in.

Noodgedwongen ging hij helpen bij anderen. Als knecht en als klusser – zzp’er avant la lettre. Dat laatste lag hem wel. “Ik ben redelijk handig. Wat mijn ogen zien, maken mijn handen.” Sterker, hij construeerde zelfs zijn eigen huis, naast dat van zijn ouders. “Een huis bouwen is niet moeilijk. Het is veel werk, maar geen rocket science. Dat je daar een opleiding voor nodig hebt van drie tot vier jaar, snap ik nog steeds niet.”

Er volgden meer huizen. Eind jaren negentig toog hij naar de Kamer van Koophandel om zich in te laten schrijven als aannemer. Broer Eerhard, dakdekker van beroep, sloot zich aan.

Die start staat Gonard nog scherp voor de geest. Vooral de dag waarop hij zich meldde bij het regionale opleidingscentrum. ‘Jij een eigen aannemingsbedrijf? Haha, totaal kansloos. Er is geen leerling die bij jou wil werken,’ kreeg hij te verstaan.

Eerst vader helpen met melken, daarna door naar de bouwplaats

Maar Gonard zette door. Mensink groeide. Zo’n kleine tien medewerkers telde het bedrijf in 2003. Hij maakte lange dagen. ’s Ochtends 5 uur op, eerst vader helpen met melken, daarna rond 7 uur door naar de bouwplaats.

Een van zijn eerste opdrachtgevers: voormalig buurjongen Marten Jansen. Jansen, die de HTS Bouwkunde volgde en een aantal jaren in het westen werkte, onder meer bij een architectenbureau en een bedrijf dat haalbaarheidsstudies verrichtte voor grootschalige projecten als het Centraal Station en de RAI in Amsterdam, had in Broekland een oude boerderij gekocht die hij wilde verbouwen. Het ontwerp nam hij zelf ter hand, voor het vakwerk huurde hij Mensink in.

Er ontstond een klik. Jansen: “Gonard zocht een soort sparringpartner, iemand die hem aan zou vullen. Hij is een echte praktijkman. Ik wilde me meer gaan richten op het ontwerpen, met name huizen voor particulieren. We hebben toen besloten samen door te gaan. Ik doe het voortraject: ontwerpen, plannen, vergunningen, dat soort werk. Hij richt zich op de uitvoering.”

‘Door je eigen vraag te creëren kun je je als aannemer onderscheiden’

Gonard knikt: “Door zelf je eigen vraag te creëren kun je je als aannemer onderscheiden. Bij e-auctions is het toch vaak een prijskwestie. Dan ben je uiteindelijk gedoemd ten onder te gaan.”

Zich onderscheiden dóet Mensink. Met de projecten die ze bouwen, de visie, de platte organisatiestructuur, de hechte bedrijfscultuur maar ook met een bijzondere strategie.

Die ‘projecten’ zijn veelal moderne huizen: van strakke, witte villa’s tot loftachtige woningen, het handelsmerk van Marten Ontwerpt, het ontwerpbureau van Jansen dat los van Mensink staat, maar veel huizen ontwerpt die Mensink vervolgens bouwt.

Flexibiliteit staat daarbij hoog in het vaandel. Opdrachtgevers kunnen tot ver in het bouwproces dingen aanpassen. Dat vraagt flexibiliteit van de werknemers. Souplesse die zich bij Mensink onder meer vertaalt in een zeker voor de bouw opvallend lage gemiddelde leeftijd van eind twintig.

Gonard: “Veel van onze jongens zijn bij ons als leerling begonnen. Zo hebben wij ze het liefst. Kunnen we ze laten werken zoals wij dat graag willen.”

Werken met vaste allrounders, eigen mensen, veelal in tandems, die de ruwbouw bijna van a tot z voor hun rekening nemen: dat is de kern van die filosofie. Prettig voor de klant en voor het personeel, meent Jansen. “Zo krijgen ze een band met de opdrachtgevers, met elkaar en met het project. Het wordt hún project. Ze kunnen zeggen: kijk, dit huis hebben wij gebouwd. Veel andere aannemers werken met ploegen vaklieden: metselaars, timmermannen, dakdekkers. Dat is toch meer lopende band en geeft minder voldoening.”

Investeringen in personeel betalen zich uit

Eenvoudig is het niet om jongeren binnen te halen, vervolgt Gonard. Noch tijdens de crisis, noch nu het in de bouw weer crescendo gaat. “We investeren daar veel in. Door ze goed op te leiden. Ze krijgen ook snel verantwoordelijkheid. Verder hechten we aan een goede onderlinge band. Iedere vrijdagmiddag nemen we hier aan deze tafel met een potje bier erbij de week door. En een keer per jaar gaan we met de hele club een lang weekend naar het buitenland.”

Die investeringen betalen zich uit, verzekert hij. “Tijdens de crisis hebben wij relatief veel leerlingen aangenomen. Nu wordt er van alle kanten aan die jongens getrokken. Maar de meesten blijven. Ze zijn loyaal, hebben het naar het zin. Nu iedereen om mensen zit te springen, doen wij het even rustig aan.”

Deze anticyclische strategie is kenmerkend voor het bedrijf, meent Gonard. Waar bij de meeste collega’s volgens hem de waan van de dag regeert, gaat Mensink voor de lange termijn.

Een goed voorbeeld daarvan is ook de vroege bouwstop. Medio vorig jaar al maakte de aannemer bekend geen nieuwe opdrachten meer aan te nemen. Een rigoureus, maar weloverwogen besluit, meent Jansen. “Teveel hooi op je vork nemen: daar maak je niemand blij mee. Je personeel niet en je opdrachtgevers niet. De kans is groot dat dit uiteindelijk ten koste gaat van de kwaliteit.”

Mede door deze strategie heeft Bouwbedrijf Mensink de crisis glansrijk doorstaan. Eind 2013 was het even spannend, vertelt Jansen. “Toen wisten we voor de helft van onze jongens even niet waar ze na de kerst aan het werk moesten.” Maar rode cijfers heeft het bedrijf nooit hoeven schrijven. Als het aan de directeuren ligt, blijft dat zo.

Oude varkensstal gaat hoogstwaarschijnlijk tegen de vlakte

Op een punt doet de aannemer binnenkort wel concessies. De oude varkensstal en de andere schuren gaan hoogstwaarschijnlijk tegen de vlakte – de gemeente heeft officieel nog geen goedkeuring verleend, maar al wel laten doorschemeren dat zij in principe akkoord is. Nagenoeg op dezelfde plek verrijst een nieuw kantoor. Een loftachtig gebouw met een kap en loodrecht daarop een soort kloon, voor onder meer de timmerwerkplaats.

Is Mensink toch gezwicht? Gonard, resoluut: “We doen dit niet omdat we nu zo nodig een representatief kantoor willen. Maar we hebben gewoon te weinig ruimte. En er is onderhoud nodig. Er zit nog een asbestdak op. Dat moet er volgens de nieuwe regels sowieso af. Toen dachten we: laten we het dan maar gelijk goed doen.”

En de lange tafel, verhuist die mee? Lachend: “Wie weet…”

Bron: Cobouw, 14 augustus 2018